Inmiddels zijn er wel 100.000 VU-alumni. Waar komen zij na hun studie terecht? In deze rubriek portretteren we maandelijks drie alumni die dezelfde opleiding deden. Deze keer: tandheelkunde bij ACTA.
‘Eerst wilde ik dierenarts worden, maar ik bleek allergisch’
Je werkt als angsttandarts. Dat klinkt een beetje eng. “Dat zeggen meer mensen. De officiële benaming is neutraler: tandarts angstbegeleiding. Ik help mensen die niet naar een gewone tandarts durven, omdat ze bijvoorbeeld een traumatische ervaring hebben gehad of gaan kokhalzen als er een voorwerp in hun mond komt.”
Hoe kwam je op het idee dit te gaan doen? “Als kind was ik altijd al veel met mijn handen bezig, veel knutselen, dingen maken. Eerst wilde ik dierenarts worden, maar ik bleek allergisch. Van tandheelkunde sprak het me aan dat je al vanaf het eerste jaar heel praktisch bezig bent. Omdat ik het interessant vind hoe mensen worden gevormd door wat ze hebben meegemaakt, ben ik de vervolgopleiding voor angsttandarts gaan doen.”
Wat blijf je altijd bij van je studie? “Voor mijn afstudeerstage ben ik met twee studiegenoten een paar maanden naar Brazilië geweest. We woonden in Belém, een bloedhete plek waar niets te doen is. Toch waren dit fantastische maanden: even helemaal weg uit je vertrouwde wereld.”
Wat was het lastigst? “De praktijktoetsen. Voor mijn eerste toets moest ik een gebit schoonmaken, daarvoor heb ik een slapeloze nacht gehad. Dat kan ik me nu niet meer voorstellen. Ook was het soms lastig om genoeg patiënten te vinden om op te oefenen. Dat werden dan vaak familieleden en vrienden.”
Aan welke plek op de campus heb je veel herinneringen? “In de prekliniek werd je handvaardigheid getoetst. Je moest in plastic tanden bepaalde figuren tot op de millimeter nauwkeurig naboren. Hier heb ik heel wat uren doorgebracht.”
‘Juist tijdens je studie is het belangrijk energie te steken in vriendschappen’
Waarom tandheelkunde? “Mijn moeder wilde graag dat ik arts of advocaat zou worden. Dat is de Turkse cultuur, denk ik. Alleen dan heb je echt ‘gestudeerd’. Tandheelkunde duurde een jaar korter dan geneeskunde en je mag eerder zelf aan de slag, dus dat zag ik wel zitten. Dat mijn orthodontist me ook aanraadde deze studie te kiezen gaf de doorslag.”
Wat doe je nu? “Ik werk als zzp’er in Rotterdam en als waarnemend tandarts in het hele land. Daarnaast kom ik nog regelmatig bij ACTA om de begeleider van mijn masterscriptie te zien. We hopen mijn onderzoek uit te werken tot een paar wetenschappelijke artikelen.”
Wat vond je minder leuk aan de opleiding? “Over het algemeen zijn studenten bij tandheelkunde erg op zichzelf gericht. Misschien komt dat door de strenge regels: als je een tentamen niet haalt, heb je meteen een halfjaar vertraging. Wel zonde. Juist tijdens je studie is het belangrijk energie te steken in vriendschappen. De vrienden die ik bij ACTA heb gemaakt zijn voor het leven.”
Wat was het hoogtepunt? “De eerste keer dat ik een prothese mocht zetten. Dit was bij een oudere dame, die zo blij was met mijn werk dat ze me later nog een cadeautje stuurde. Op zo’n moment zie je waar al die theoretische kennis toe leidt: je hebt een patiënt kunnen helpen.”
REINDER KUITERT (1947), AFGESTUDEERD IN 1972; ORTHODONTIE IN 1976
‘Als je een gouden kroon maakte, legde je er als student zelfs geld op toe’
U bent nooit weggegaan bij ACTA. Hoe is dat zo gekomen? “Toen ik afstudeerde had de opleiding een tekort aan orthodontisten en ben ik gevraagd. Ik heb nooit hoeven solliciteren. Nadat ik hier een tijd werkte, ben ik specialistenopleider geworden.”
Wat doet u precies? “Ik stel elk jaar het programma van de specialisatie orthodontie samen. Daarnaast geef ik zelf college binnen tandheelkunde en orthodontie. Ook begeleid ik masterstudenten bij het schrijven van hun scriptie.”
Wat is er de afgelopen veertig jaar veranderd bij tandheelkunde? Heel veel. Een groot verschil is dat patiënten nu korting krijgen als ze zich door een student laten behandelen, terwijl het in de jaren zeventig gratis was. Ze betaalden alleen de materiaalkosten. Bij het maken van een gouden kroon legde je er als student zelfs geld op toe, omdat de patiënt alleen voor het exacte gewicht van de kroon hoefde te betalen en er bij het gieten altijd wat goud verloren ging. Tekort aan patiënten zoals nu, kenden we toen niet. Ik heb tijdens mijn studie bijna tweehonderd vullingen gezet.”
Hoe was uw studietijd? “Heel zorgeloos, vooral als ik het vergelijk met die van huidige studenten. Wij maakten ons nooit zorgen of we wel een baan konden vinden: dat kwam wel goed. De studiekosten waren ook veel lager dan nu. Tegelijkertijd leefden we met de dreiging van een atoomoorlog, dat relativeerde veel denk ik. Ik woonde in een groot huis aan het Emmaplein, met tien andere studenten. Er vloog wel eens een gordijn in brand door steekvlammen uit het gasfornuis, er stortte een plafond in of er werd een fiets via de trap naar beneden gegooid, maar niemand die zich er druk om maakte. De hospita ook niet, die vond zo veel levendigheid prachtig.”