Désanne van Brederode studeerde filosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en bekleedt aankomend collegejaar de positie van Vrije Schrijver, waarbij ze colleges zal geven aan studenten. Met VU Magazine spreekt ze over haar eigen, soms wat roerige, studententijd, dansen op het dak van de VU en het aanwakkeren van je innerlijke vuur.
Vlak naast een druk kruispunt middenin Amsterdam houdt zich in een zijstraat een hofje schuil. Een complex uit 1882, waar van oudsher weduwen werden opgevangen en waar de binnentuin nu vol staat met bloemen. „Je vergeet hier bijna dat je in Amsterdam bent.”
Als je denkt aan de VU: wat komt er dan in je op?
„Dan denk ik aan een gebouw dat nog steeds verschrikkelijk is, maar ook direct aan de warmte die ik er binnen vond. Ik studeerde aan de filosofiefaculteit op de 13e verdieping en toen kende iedereen elkaar echt. Nooit heb ik het gevoel gehad dat ik een nummer was. Een professor tipte regelmatig een boek waarvan hij dacht dat het echt iets voor mij was."
„Toen ik had bedacht dat ik een essay over Michel Foucaults Geschiedenis van de seksualiteit wilde schrijven, meende een andere professor dat ik beter iets anders kon kiezen. Toen ik vroeg waarom, vertelde hij dat uit het werk een grimmig, benauwend wereldbeeld spreekt en dat een eerdere student die daar ook heel gevoelig voor was, na lezing van Foucault in een depressie was beland. Zo begaan zijn met studenten had helemaal niet gehoeven, maar ik vond dat heel mooi."
„In de eerste jaren wilde ik graag chocqueren, las het liefst de werken van rauwe, provocerende denkers, en daar liet ik me dan zonder enige scrupules over uit."
Is je studententijd een vormende periode in je leven geweest?
„Zonder enige twijfel. In de eerste jaren wilde ik graag chocqueren, las het liefst de werken van rauwe, provocerende denkers, en daar liet ik me dan zonder enige scrupules over uit. Ik wilde me losmaken van het katholieke, new age-geöriënteerde gezin waar ik vandaan kwam, met een vader die na zijn priesterschap toch nog steeds priesterlijk dat positieve, hoopvolle mensbeeld uitdroeg – en lijden en kwaad daarbij soms wegredeneerde. Ik wilde alles anders doen."
„In die tijd was ik het ene moment vaak heftig verliefd, dan weer heel boos of diep verdrietig. Maar doordat ik tijdens de opleiding de ruimte kreeg om bepaalde pijnen, angsten en verlangens te onderzoeken en ook een vorm vond in het schrijven, vond ik een beweeglijk en toch rustig evenwicht tussen dat al te stralende optimisme en de meer duistere kanten in mezelf, in de wereld."
„Een hele andere studietijd dan nu, waar je die gelegenheid al vanaf het begin af aan niet krijgt. Ik denk dat als je te jong al in een mal terechtkomt - waarbij het alleen maar om studieresultaten gaat, en om zo snel mogelijk afstuderen en een baan vinden - je dan helemaal geen ruimte hebt om je aan die worstelende ‘zelfontplooiing’ over te geven."
„En maar luisteren omdat het beleefd is, ondertussen op je handen gaan zitten, terwijl je in je hoofd je woordenmitrailleur aan het laden bent om er dwars tegenin te gaan."
Is die speelsheid ook iets wat je als Vrije Schrijver bij de studenten wilt proberen aan te wakkeren?
„Ja, het is belangrijk dat we meer spelen zonder duidelijk doel. Ik denk ook weleens dat die speelsheid de oplossing is voor heel veel problemen. Dat veel polarisatie helemaal niet gebaat is bij nóg meer praten, nóg meer verduidelijken. En maar luisteren omdat het beleefd is, ondertussen op je handen gaan zitten, terwijl je in je hoofd je woordenmitrailleur aan het laden bent om er dwars tegenin te gaan. Daar waar mensen elkaar kunnen ontmoeten ontstaat juist vaak die ruimte. Dan wijkt de doelmatigheid van dingen en ben je gewoon samen iets leuks aan het doen."
„Ik wind me de laatste tijd bijvoorbeeld veel op over de opkomst van de PVV en dan valt mij de politicus Gidi Markuszower op. Hij roept van alles over Palestina, waarmee ik erg begaan ben. In alle opinies, en in hoe hij ze uit, is hij mijn tegenpool, maar er zit iets in die man wat ik toch sympathiek vind. Dat ik denk: wat zou het toch heerlijk zijn als je tegen zo iemand gewoon eens kon zeggen: ‘Goh, zullen we een lange strandwandeling maken, de keiharde meningen thuislaten, en het hebben over onze gevoelens bij wat er speelt in de wereld?’. Maar zie je dat nog gebeuren? Ik niet."
Net als een hobby starten zonder doel steeds minder in deze tijd lijkt te passen.
„Precies. Toen mijn zoon een jaar of twee was en ik samen met zijn vader (literatuurcriticus Arjan Peters, red.) veel thuis was, kreeg ik behoefte om bij een clubje te gaan, even de deur uit, anderen ontmoeten. Op het prikbord in een boekhandel zag ik een advertentie voor euritmie, een dansvorm die ik nog kende van toen ik nog op de vrije school zat."
„Euritmie is een antroposofische kunstvorm waarbij je een gedicht op muziek zo goed mogelijk probeert uit te drukken in bewegingen. Van de buitenkant lijkt het op een dans. Je toont echter niet wat jij erbij voelt, gebruikt de muziek ook niet onder een knappe choreografie, maar je maakt zichtbaar wat er klinkt, brengt woorden, klanken, muziektonen en ritmes bezield tot leven. Als ik het destijds was gaan beoefenen met een doel, zoals flexibelere of stressbestendiger worden, dan weet ik zeker dat ik was afgehaakt. Dan was ik er veel meer mee bezig geweest of ik al resultaat zag. Nu doe ik het gewoon voor m’n plezier. En ontdek soms dat het me wel degelijk verandert."
„Het mooie aan dans is dat het de functionaliteit van bewegen ontneemt. Je kunt je lichaam aanwenden voor de schoonheid van het bewegen zelf."
In je nieuwste boek ‘Hoe het vuur te redden’, pleit je voor meer vuur in de wereld om ons heen. Of dat nu haardvuren, kaarsjes in lampionnen zijn, maar ook innerlijk vuur: alles wordt minder. Gaat jouw vuur branden van het beoefenen van euritmie?
„Zeker. Euritmie is meer dan een passie, het is een spirituele kunstvorm, die me dicht bij de geheimen van de wereld van de klanken, intervallen, tonen en ritmes brengt, hun stemming, inwerking op ons lichaam, gemoed. Dat vervult me met diepe eerbied. Zo’n term als ‘de harmonie der sferen’ uit de oude Griekse filosofie. Dat is geen mooi verzinsel. Je kunt het naderen, of beter: je kunt zo actief en ontvankelijk én precies leren luisteren en bewegen, dat het jou en de anderen gaat naderen."
„Het mooie aan dans is dat het de functionaliteit van bewegen ontneemt. Je kunt je lichaam aanwenden voor de schoonheid van het bewegen zelf. Net als de jonge kinderen uit mijn buurt, op wie ik vaak pas, nog zo heerlijk zonder enig doel hier door de binnentuin kunnen huppelen. Waarom zijn we daar als volwassenen mee gestopt?"
„Zo ben ik tijdens een college eens heel kwaad geworden. We spraken over Nietzsche en lichamelijkheid. Nietzsche zei dat om goed te kunnen denken, je ook moet kunnen dansen. Mijn docente vond dat ‘slechts’ een metafoor, niet iets om letterlijk te nemen. Daar werd ik zo kwaad om. Met mijn toenmalige vriendje heb ik toen om de sleutel naar het dak van de VU gevraagd. Met z’n tweeën zijn we zonder muziek heel blij naar de hemel gaan dansen. We dansten voor Nietzsche. Het grappige is dat ik nu elke week dans in de Andrieskerk, achter de VU, waar ik nietsvermoedend die keer vanaf die bovenste verdieping al bijna op uitkeek."
„Voorheen was het veel meer met een toon van: ga jij je maar eens verdedigen. Want als jij kan nadenken, dan kún je niet gelovig zijn."
In eerdere interviews met jou komt vaak de combinatie van je geloof en je wetenschappelijke werk naar voren. Heb je het gevoel dat je je hiervoor moet verantwoorden?
„Ik doe als schrijver nu zo’n 30 jaar mee. De hardheid en de flauwe grappen die ik vroeger tegenkwam, zijn nu wel weg, maar er zal altijd een groepje zijn dat mijn geloof belachelijk maakt. Voorheen was het veel meer met een toon van: ga jij je maar eens verdedigen. Want als jij kan nadenken, dan kún je niet gelovig zijn. De laatste tijd zie ik juist steeds meer dat iemands eigen spirituele inspiratie er mag zijn. Dat is een trend waaraan ik hoop bij te dragen."
Het innerlijke vuur zou steeds moeilijker te voelen zijn, schrijf je, mede door de mate waarin we aan onze de digitale wereld verslingerd zijn. Hoe doe je dat zelf?
„Heel simpel: ik heb geen smartphone. En mijn laptop is een oud beestje dat ook niet vervoerd kan worden. Mensen zijn altijd heel verrast als ik dit vertel, maar ik vind het juist vreemd dat al die anderen géén bewuste keuze hebben gemaakt als het gaat om het nemen van een smartphone, of het meegaan in het gebruik van Whatsapp. De standaard is dat je het wel hebt, maar ik schaf geen dingen aan waarvan ik ze niet wil gebruiken. Anders had ik ook nooit de rust gevonden om weer een boek te kunnen schrijven." Lachend: „Ik hoop stiekem dat ik de laatst levende persoon ben zonder smartphone."
Désanne van Brederode - Hoe het vuur te redden