Foto: Eigen beeld

Zorg, onderwijs en AI: hoogleraar Elly Konijn over sociale robots

Marjolein de Jong16 February 2025

Sociale robots worden steeds geavanceerder en vinden hun weg naar de zorg, het onderwijs en zelfs persoonlijke liefdesverhoudingen. Maar wat betekent dat voor ons als mensen? En met de opkomst van AI rijst daarnaast de vraag: hoe ver willen we gaan in het toekennen van sociale rollen aan machines? Hoogleraar mediapsychologie Elly Konijn onderzoekt al jaren de interactie tussen mens en robot en ontving hier onlangs een grote Europese subsidie voor. 

Ooit begon Konijn aan de toneelschool, studeerde ze vervolgens psychologie en behaalde ze uiteindelijk een doctoraal in kunstmatige intelligentie (AI). In haar onderzoek richt ze zich op emoties, media en sociale robots. „Alles wat ik heb gedaan komt nu samen in mijn werk.”

Hoe menselijk kunnen robots eigenlijk worden? 

„Sociale robots gaan verder dan functionele machines. Ze kunnen communiceren, gezichtsuitdrukkingen herkennen en zelfs emoties nabootsen. Mensen reageren daarop, soms op een manier die ze zelf niet verwachten. We bouwen banden op met technologie, ook al weten we rationeel dat het geen echt mens is. Dat fascineert me mateloos."

Wat maakt dat mensen een band opbouwen met een robot, of er soms zelfs mee trouwen, ook al weten ze dat het een machine is?

„We noemen dat emotion driven realism. Emoties kleuren onze perceptie van echtheid. Je weet rationeel dat een robot geen echt persoon is, maar als die robot emoties toont en op jou reageert, voelt het wel echt, net als interacties met echte mensen. Dat zie je ook bij filmkarakters of gamepersonages: je bouwt een band op, zelfs als je weet dat het fictie is. Sociale robots appelleren aan hetzelfde principe."

„Wanneer iemand inderdaad trouwt met een robot of een fictief karakter, vraag ik me wel af: tegen welke problematiek loopt deze persoon aan? Is hij of zij extreem eenzaam, of heeft diegene misschien een werkweek van honderd uur?"

Zullen robots menselijke interacties kunnen evenaren?

„Nee. Technologie ontwikkelt zich snel, maar menselijke communicatie is extreem complex. Echte gesprekken voeren, zoals tussen vrienden, waarin je bij elkaar aan een half woord genoeg hebt, dat kan een robot niet. Daarvoor zou je voor elke persoon een volledig gepersonaliseerde robot moeten bouwen, die ook nog eens gevoelig is voor subtiele signalen. Dat is praktisch onmogelijk."

Hoe kijk je naar het gebruik van robots in de zorg? Kunnen robots bijvoorbeeld echt eenzaamheid verminderen, zoals in de documentaire Ik ben Alice werd gesuggereerd? 

„Dat hangt ervan af. Een robot kan nooit een mens vervangen, maar hij kan wél ondersteunen. In een zorgsetting kan een robot iemand weer activeren: herinneren aan activiteiten, een praatje maken, of iemand uitdagen iets te doen. Maar het blijft belangrijk dat die mensen ook nog echt bezoek krijgen."

„In de psychische zorg zie ik het echt wel voor me dat robots laagdrempelige ondersteuning kunnen bieden."

„In de psychische zorg zie ik het echt wel voor me dat robots laagdrempelige ondersteuning kunnen bieden, zoals coaching of monitoring - en dan wel binnen de veiligheid van de behandelkamer van een GGZ-instelling. Maar bij complexe psychische problemen blijft menselijke therapie onmisbaar. De uitdaging is om technologie slim te integreren zonder afhankelijkheid te creëren of de menselijke factor te verliezen."

Ik begrijp dat dat jouw intentie is, maar de praktijk wijst uit dat zodra iets goedkoper geregeld kan worden, dat dan ook wordt gedaan. 

„We moeten inderdaad uitkijken dat technologie door zorgverzekeraars niet wordt ingezet als een goedkope oplossing voor structurele problemen. Mensen hebben menselijk contact nodig. Robots kunnen dat niet vervangen. Wel kan het ondersteunend helpen: zorgverzekeraars bieden bijvoorbeeld al chatbots aan als mentale coaches."

Hoe zit het met robots in het onderwijs?

„Daar zien we veel potentie. We weten dat één-op-één leren het meest effectief is, maar leraren hebben daar bij lange na niet altijd tijd voor. Een robot springt in dat gat en kan een kind helpen met bijvoorbeeld taalontwikkeling of rekenen. We zien dat kinderen meer geneigd zijn hun best te doen als een robot hen aankijkt of feedback geeft. Ze zeggen tegen ons: ‘Ja maar, de robot kijkt me aan, dus ik moet wel opletten.’ Terwijl een tablet geen sociale druk geeft."

„De menselijke subtiliteit, dat blijft een uitdaging. Gelukkig maar."

Heeft je onderzoek je kijk op menselijke emoties veranderd?

„Zeker. Emoties zijn niet alleen iets wat je voelt, maar ook iets wat je gebruikt in interacties. Acteurs doen dat bewust wanneer ze op het toneel staan, politieagenten doen dat in conflictsituaties en docenten zoals ik doen dat in een collegezaal. We reguleren emoties om een boodschap effectief over te brengen: dat kan door de emotie te verminderen, of juist om te buigen naar een andere emotie. Dat is ook wat we proberen na te bootsen in robots. Maar de menselijke subtiliteit, dat blijft een uitdaging. Gelukkig maar."

Over acteurs gesproken… jouw loopbaan begon bij de toneelschool. Hoe kwam je uiteindelijk bij mediapsychologie en sociale robots terecht?

„Als jonge meid wilde ik dolgraag actrice worden. Op mijn achttiende meldde ik me daarom aan bij de toneelschool. Soms deed ik het niet goed, en andere keren wel; maar wanneer ik vroeg waar dat aan lag, kreeg ik van docenten te horen: ‘Ja, je voelt het wanneer het echt is’. Nu voelde het wél echt’. Ik wilde niet alleen weten waarom iets écht aanvoelde op het toneel, maar ook hoe emoties werken in interactie tussen mensen. Die vraag leidde me naar de psychologie in combinatie met theater- film- en televisiewetenschap, en later ook naar de destijds nieuwe richting AI. Mijn droom om actrice te worden vervaagde snel zodra mijn onderzoekshart werd getriggerd. Alles wat ik heb geleerd, komt samen in mijn huidige werk: hoe emoties worden overgebracht, hoe mensen reageren op acteurs en nu ook op robots."