Het overlijden van verzetsheld Johan van Hulst was eind maart groot nieuws. Het haalde zelfs de Washington Post. De man die honderden Joodse kinderen redde uit een crèche, was ook student en later hoogleraar pedagogiek aan de VU. We vonden twee oud-collega’s die hun herinneringen delen.
‘We hingen aan zijn lippen’, laat Joop Stolk (1944) per e-mail weten. Als student psychologie en pedagogiek volgde hij vanaf 1966 twee jaar lang wekelijks hoorcolleges van Van Hulst, later werden ze collega’s. ‘Van alle hoogleraren in die tijd gaf hij het beste college. Zijn colleges waren erudiet: met een enorme kennis van zaken, diepgravend.’
Hij dacht er het zijne van
Van Hulst was volgens Stolk een deftige professor, met een subtiele snor. Oud-collega Leendert Groenendijk (1944) beaamt dat: ‘Van Hulst was altijd gekleed in colbert plus pantalon, nooit zonder stropdas. Hoe anders zagen de jongsten onder zijn medewerkers eruit! Ik herinner me echter niet dat hij op- of aanmerkingen maakte over het feit dat wij doorgaans in blue jeans op het werk verschenen en daarin ook college gaven. Lange haren, snorren en baarden van die medewerkers ontlokten hem evenmin kritisch commentaar. Hij dacht er uiteraard wel het zijne van. Dat gold trouwens ook voor Drum draaiende medewerkers. De kamer van niet-roker Van Hulst was een van de weinige ruimten in De Lairessestraat 142 die nicotinewalmvrij waren.’
‘fascinerend, zo’n geleerde man van zo’n eenvoudige afkomst’
Stolk: ‘Tegelijk met dat deftige was hij ‘down to earth’. We waren nogal geschokt toen hij eens in een college uitlegde wat een ‘soixante-neuf’ (69) in het liefdesspel betekende. Van Hulst kon zich meer permitteren dan anderen. Dat vond ik wel fascinerend, zo’n geleerde man van zo’n eenvoudige afkomst. Hij was opgeklommen van onderwijzer tot hoogleraar.’
Retorisch (schaak)talent
Van Hulst was ook fervent schaker, en een retorisch talent. ‘Retorisch (schaak)talent’, schrijft Groenendijk. ‘Een voorbeeld: in plaats van de tegenstander direct en frontaal aan te vallen, gaat hij met diens ideeën een heel eind mee, ontpopt zich als een nog ferventer voorstander ervan, maar laat dan zien dat de concrete uitwerking van het onmiskenbaar fraaie uitgangspunt in een Sackgasse voert. En dat zou allicht voorkomen zijn als hij zich niet exclusief op dat ene standpunt had verlaten.’
Groenendijk vervolgt: ‘Dit talent kwam Van Hulst vaak goed van pas. Ik denk terug aan de bezettingen van het gebouw door studenten. Alleen decaan Van Hulst mocht binnenkomen. Hij speelde met de bezetters een partijtje schaak, dat ze, uiteraard, verloren. Om vervolgens in een debat schaakmat te worden gezet, waarbij hij handig gebruik maakte van retorische ‘zetten’ als de eerder genoemde. Het verhaal gaat dat spoedig daarna de bezetting werd opgeheven.’
Kinderen met een geheim
‘Hij heeft mij geïnspireerd’, schrijft Stolk. ‘Hij kon over kinderen met beperkingen of psychische problemen vertellen alsof het kinderen met een geheim zijn. Dat maakte mij nieuwsgierig naar wat er dan in die kinderen omgaat. Een motivatie om op dat terrein onderzoek te gaan doen.’ Stolk werkte tot 2007 op de VU aan onderzoek naar opvoeding en hechting van kinderen met ernstige beperkingen.
Stolk: ‘Opvallend is dat hij nooit over zijn daden op de Hervormde Kweekschool sprak. Wel over de oorlog, maar niet over de redding van de Joodse kinderen – geen woord. Ik hoorde het pas later van een collega van hem.’
Johan van Hulst was in de Tweede Wereldoorlog directeur van een kweekschool in Amsterdam. Hij redde honderden Joodse kinderen uit de naastgelegen crèche. Hij was ook politicus: van 1956 tot 1981 lid van de Eerste Kamer, als fractievoorzitter van de CHU en later het CDA. Van 1961 tot 1968 was hij lid van het Europees Parlement en van 1968 tot 1972 partijvoorzitter van de CHU. Lees meer in Advalvas.
> Heb jij ook herinneringen aan Johan van Hulst? Reageer hieronder!