Blijven leren
Van de week sprak ik mijn advocaten. U vraagt zich nu gelijk, terecht, af in welke problemen ik ben geraakt, of ik mezelf daaruit ga weten te draaien en vooral in welke tv-talkshow mijn advocaten later deze week komen vertellen over mij, mijn zaak, en hun theorieën aangaande mijn overduidelijke onschuld, nog los van het feit dat ik door de publiciteit al heel veel schade heb geleden, en mijn gezin ook, en daarnaast ook nog eens mantelzorger ben voor twee ernstig zieke hamsters.
Maar nee, niks van dit alles, vooralsnog. De juiste openingszin luidt: ik sprak van de week twee advocaten. Telefonisch. Ter voorbereiding op een ‘klus’, dat is een soort ruime term waarin allerlei soorten werk zit dat niet ‘een voorstelling’ of ‘een radioprogramma’ is. Er zijn mensen die graag de term ‘sjnabbel’ (schnabbel?!) gebruiken, maar dat vind ik zelf iets te veel klinken naar b-artiest op een wankel podium van een ‘feestcafé’ (IK WIL DIE HANDJES ZIEN!), en er zit ook iets aan vast van: je doet het alleen maar voor het geld. En dan gaat het, volgens mensen die om wat voor reden dan ook graag kritiek hebben op wie ik ben, wat ik doe, hoe ik eruit zie en de keuzes die ik maak, ook nog eens om veel te veel geld. Echt schandalig veel. Er schijnt een heel raar soort deeleconomie te bestaan waarin linkse talentloze mensen zoals ik heel veel geld verdienen waar ze geen enkel recht op hebben, hetgeen ten koste gaat van hardwerkende Nederlanders en/of anderen die met een geel hesje hun herkenbaarheid vergroten. Heel vaak komt het woord ‘gesubsidieerd’ ook langs. Echt, lieve lezer, als al die vaak wat boos geuite theorieën zouden kloppen, liep ik schaterend binnen terwijl ik niks deed, eigenlijk niks kon en vermoedelijk ook helemaal geen column schreef op deze plek, want waarom zou ik? (zie boven)
Maar ik dwaal af.
Eind deze week spreek ik een paar honderd advocaten toe op een congres over cybercrime. Op dezelfde bijeenkomst spreken een rechter, iemand van het OM, twee wetenschappers, en iemand uit de advocatuur. Over de gevaren van cybercrime, de internationale en politieke aspecten, de juridische in en outs van het verdedigen van verdachten en meer. Uitermate interessante materie waarvan ik, toegegeven, vermoedelijk minder weet dan U, de hoogopgeleide lezer van deze column. Maar ik ga, na dat voorgesprek, en na het lezen van wat specifieke informatie van en over de andere sprekers, me dusdanig verdiepen dat ik vrijdag niet van dat podium wordt gehoond, of erger nog, aangeklaagd. (Vind dan maar eens een goede advocaat, met een blik op die stampvolle zaal, dat zou een grap kunnen zijn, inderdaad…). Het idee is dat ik weet waar het over gaat, dat ik op een paar momenten iets meer van de materie blijk te weten of te begrijpen zelfs dan de toehoorders verwachten, en vooral dat ik zoveel mogelijk zinnen en onderwerpen weet om te buigen naar satire, grappen, milde beledigingen en (soms) een best goed idee. Voor een buitenstaander. Want dat ben ik, vanzelfsprekend, op alle bijeenkomsten, congressen en nieuwjaarsborrels waar ik verschijn. In mijn flitsend-felle jasje van Afriek.
Ik ben nu 55 (inderdaad, ongelooflijk, dat zou je niet zeggen, wat ziet die man er nog goed uit et cetera, et cetera) en ik leer nog elke dag, elke week, dingen bij. Omdat ik met advocaten praat, een paar maanden geleden met vertegenwoordigers van het OM, begin dit jaar met de commissie die gaat over (verlenging van) TBS, met mensen van ING en de Nederlandsche Bank, met bouwers en hypotheekverkopers en innovatoren in de zorg en fietsfanaten en klimaatneutrale ondernemers. Ooit, was dat in de 18eeeuw (bij Spijkers met Koppenstel ik zo’n vraag altijd direct aan Felix, maar die is even niet in de buurt, nu), reisden studenten van stad naar stad, door heel Europa, om overal wat bij te leren, om overal de hoogleraar of professor te treffen die ze nodig hadden voor hun opleiding. Ik leer door me een of twee keer per maand in een materie te verdiepen waar ik tot dat moment weinig kaas van had gegeten. Kaas, heb ik ook over gesproken, jaar of tien geleden, in een kaasfabriek in Castricum, uitroepteken.
Twee weken geleden sloot ik, samen met een antropoloog met grote uitstraling en een paar prijswinnende boeken, een congres af voor 350 vertrouwenspersonen. Over #metoo en (machts)misbruik, over hulp bieden en mensen sterker maken, over de vrouw en de man en alles wat daartussen kan staan. Meer in het nu, in het leven, in wat ons drijft en weerhoudt, kun je bijna niet zijn. Dat ik daar stapels grappen maakte die nog werkten ook is natuurlijk fijn (en mijn werk), maar wat ik door zo’n bijeenkomst leer is natuurlijk veel belangrijker. Dus, u begrijpt, ik sjnabbel lekker verder…