Het VU-Hoofdgebouw is bijna onherkenbaar als je er na jaren weer terugkomt. En de workshops van de alumnidag van de faculteit Rechtsgeleerdheid gaan over thema’s waarbinnen de samenleving of de regelgeving flink verandert. Piet Hein Donner gooit olie op het vuur: ‘De universiteit waar ik gestudeerd heb… is die er nog wel?’
Onwillekeurig keert het gedurende de hele alumnidag terug: de lift die niet meer op alle verdiepingen stopt zoals vroeger, het zo vertrouwde VU-grijs van het hoofdgebouw, dat net als de bruine vloertegels inmiddels zoveel mogelijk weggestopt is, zalen met raadselachtige namen als ‘Agora 4’ (op de derde verdieping).
“De grote 00-collegezaal is nog hetzelfde hoor,” stelt alumnidecaan Sjoerd Zijlstra de 135 aanwezige oud-studenten gerust. Maar Piet Hein Donner, die de dag van een inleidende lezing voorziet, gooit juist wat olie op het vuur. Donner, het bekendst als oud-minister, maar ook VU-alumnus en momenteel vice-president van de Raad van State: “We gaan ervan uit dat het altijd maar dezelfde universiteit is. Maar de universiteit waar ik gestudeerd heb… is die er nog wel? Zeno zei al: ‘Je kunt niet twee keer in dezelfde rivier stappen.’”
‘De basis onder het wetboek vertoont scheuren’
Donner doelt aan het begin van zijn lezing Waar is de universiteit gebleven? nog op de al maar veranderende universiteit als instituut, en pareert Zeno daarbij door fijntjes op te merken dat de Griekse wijsgeer alleen gelijk heeft als je een rivier beschouwt als het water dat erdoorheen stroomde. “Maar een rivier wordt juist gekarakteriseerd door zijn oevers, bij de universiteit bestaande uit gemeenschappelijke waarden.” Hij ontspint in de voor hem zo kenmerkende afgepaste en precieze vocabulaire een betoog waarin hij de gemeenschappelijke waarden binnen de Nederlandse rechtsstaat compleet problematiseert.
“Toen ik ging studeren, presenteerde de universiteit de werkelijkheid als een systeem dat je vanuit verschillende gezichtspunten kon analyseren.” Maar de werkelijkheid is pluriformer dan wat er binnen die visie mogelijk is: de rechtspraak moet kunnen omgaan met al die verscheidenheid, maar daardoor slaagt ze er steeds minder in om coherent te blijven. Donner voelt dat de basis onder het wetboek inmiddels scheuren vertoont: “Als je wetten dan alleen nog maar toepast omdat ze ooit zijn opgeschreven en er geen diepere eenheid is, verwordt recht tot het alleenrecht van wie het voor het zeggen heeft. Verdraagzaamheid is dan niet meer dan onverschilligheid.”
De nieuwe Wet Werk en zekerheid: verwarrend
Hoezeer het Nederlands recht in de pas moet blijven lopen met de veranderlijke samenleving, blijkt tijdens de verschillende parallelsessies in de middag: vluchtelingenproblematiek, aanstaande belastingplicht van gemeenten… De sprekers kiezen thema’s waarbinnen de samenleving, of de regelgeving, volop verandert. Twee sprekers houden een lezing waarvan de titel begon met “Actualiteiten…”
Een van hen was Vivian Bij de Vaate. Zij neemt een goed gevulde collegezaal mee naar de Actualiteiten rondom ontslagprocesrecht en presenteert eerste wetenschappelijke bevindingen rond de vorig jaar ingevoerde Wet Werk en zekerheid. Die wet moet werknemers eerlijker beschermen tegen ontslag. Maar doet die dat ook?
‘Zo’n kwestie wil je toch niet laten voortslepen?’
Bij de Vaate schetste eerst nog maar eens de wet op hoofdlijnen. Bij algemene redenen voor ontslag (bedrijfseconomisch, langdurige arbeidsongeschiktheid) klopt een werkgever nu aan bij het UWV; ligt de ontslagreden in het functioneren van de medewerker, dan is de kantonrechter het juiste adres. Die heeft vervolgens nog maar een kort lijstje met gronden waarop hij zo’n ontslag kan toewijzen. Nieuw is dat partijen over de uitspraak van beide instanties in beroep kunnen gaan. “Maar wie is daarmee gebaat? Zo’n kwestie wil je toch niet laten voortslepen?”, merkt een van de aanwezigen op. Bij de Vaate: “Wat je kunt winnen is een billijke vergoeding, in sommige gevallen.”
Een jaar na invoer ziet Bij de Vaate dat bij ontslagen op staande voet zowel rechters als advocaten fouten maken en bijvoorbeeld een onvoorwaardelijk verzoek tot voorwaardelijke ontbinding, of juist een voorwaardelijk verzoek tot onvoorwaardelijke ontbinding indienen, terwijl net het andere de bedoeling was.
Die spraakverwarring leidt tot enige hilariteit in de zaal, en tot een levendige discussie over het verschil tussen de twee. Dat blijkt vooral de som loondoorbetaling te zijn waarop een ontslagen werknemer eventueel recht heeft.
‘De rechter wordt steeds meer hulpverlener’
Eveneens volop in verandering is het familierecht. Lieke Coenraad schetst in haar lezing over vechtscheidingen: “Vroeger was het heel eenvoudig: degene die geen schuld had aan de scheiding, kreeg de voogdij. Dat leidde tot situaties waar de kinderen vaak geen baat bij hadden.” Sinds 2009 moeten scheidende ouders een ouderschapsplan met afspraken opstellen. Maar binnen het familierecht gaan er geluiden op dat er meer scheidingen ontaarden in een vechtscheiding, juist omdat er meer geregeld moet worden en er meer keuzemogelijkheden zijn.
Coenraad ontkracht dat: tweederde van de scheidingen-met-kinderen gaat op wederzijds verzoek en van de rest maakt de tegenpartij voor een deel geen bezwaar. Maar afspraken maken tussen mensen die uit elkaar gaan, en die afspraken ook nakomen, blijft lastig. Coenraad: “Je ziet nu overal pilots starten om te kijken hoe we ze toch zo goed mogelijk kunnen helpen.” Zo worden de partijen vaker “naar de gang” verwezen tijdens een zitting, om onderling een goede oplossing te bedenken. Bij de rechtbank Noord Nederland is op proef een mediator beschikbaar om zo’n gesprek succesvoller te maken. “De rechter wordt steeds meer hulpverlener en dat raakt een fundamentele snaar: van rechtsprekend word je uitvoerend. Dat maakt de discussie erover wel interessanter”, vindt Coenraad.
De borrel na afloop benutten de alumni om nog eens na te praten over onvoorwaardelijke ontbinding, emoties in de rechtszaal of over de studie, soms decennia geleden afgerond.