Een dubbelinterview met voormalig Tweede Kamerlid Joël Voordewind (57) en zijn zoon Manuel (29). Beiden studeerden politicologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, zijn actief voor de ChristenUnie en woonachtig in Amsterdam-Noord.
Joël: „Ik had hem nog zo geadviseerd wat anders te doen dan politicologie. Je raakt verslingerd aan de politiek en voor je het weet zit je tot diep in de nacht met je neus in dossiers. Bovendien wilde ik dat hij echt de vrijheid voelde om zijn eigen keuze te maken. Ik heb hem meegesleept naar voorlichtingsdagen van allerlei opleidingen, maar die andere opleiding bleef lonken.”
Manuel: „Als het eenmaal in mijn hoofd zit…”
Joël: „Stiekem vind ik het toch wel erg leuk. Ik kan me een goede voorstelling maken van waar hij mee bezig is. We bellen elke dag om te sparren over werk, carrièrestappen, maar ook over de kleinkinderen.”
Manuel vult aan: „Mijn vader is de eerste die ik bel als ik ergens mee zit.”
Jullie studeerden beiden politicologie aan de VU. Komen jullie ervaringen met de opleiding overeen?
Manuel: „Voor mij was de studie heel anders dan ik had verwacht. Ik stelde me vooraf voor dat we tijdens colleges levendig zouden discussiëren over allerlei actuele kwesties. De opleiding was echter erg theoretisch, op macroniveau, en ging over de verschillende politieke stromingen."
Joël: „Dat was in mijn tijd wel anders. Toen speelde de Koude Oorlog en stond de relatie tussen Amerika en Rusland op scherp. Daar voerden we felle debatten over. Mijn scriptie ging over Gorbatsjov. Of hij onze vriend of vijand was. Mijn conclusie was dat hij goede intenties had. Ik was alleen bang dat die man tijdens het schrijven van mijn scriptie afgezet zou worden. Elke ochtend werd ik wakker met mijn radiowekker in de hoop dat hij er nog zou zitten. Als hij was afgezet, zou mijn scriptie namelijk snel achterhaald zijn. Gelukkig gebeurde dat pas drie maanden nadat ik klaar was. Daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor.”
Manuel: „Ja, misschien heeft het met de tijdsgeest te maken hoe de opleiding eruitziet. Ik studeerde tijdens een relatief rustig kabbelende periode.”
Joël: „Ik denk dat we daardoor ook activistischer waren. We hebben zelfs de VU bezet om aandacht te vragen voor de Sandinistas in Nicaragua en het ANC van Nelson Mandela. Ik moest later als Kamerlid weleens lezingen geven op universiteiten of bij studentenverenigingen en de meeste vragen die ik kreeg gingen over woonruimte of de basisbeurs. Het viel me op dat het bijna niet ging over oorlogen in de wereld. Studenten waren meer gefocust op hun studie en werk. Ze moesten hun opleiding natuurlijk ook wel sneller afronden dan wij.”
Manuel, je bent je bent net als je vader ook de politiek ingegaan. Was hij daarin je voorbeeld?
Manuel: „Zeker. Ik was veertien toen hij de Kamer in ging. Ik mocht regelmatig mee naar Den Haag, naar gesprekken met andere politici of zelfs mee op werkbezoek naar de VN in New York of naar vluchtelingenkampen in Jordanië. Ik zag tijdens die ervaringen dat mensen naar mijn vader opkeken. Dat maakte mij trots.”
Joël: „We zijn ook samen naar India geweest, weet je nog? Ik wilde hem graag de verschrikkelijke gevolgen van kinderarbeid laten zien. Hopende dat hij minder verknocht zou zijn aan merkkleding als hij de ellende daar zou zien.”
Manuel: „Ik vond het vooral bijzonder om te zien dat hij dingen bedacht die een paar jaar later echt uitgevoerd werden. Neem de anti-alcoholcampagne waarbij de leeftijd van zestien naar achttien jaar ging, en het verbod op roken in de horeca. Afgelopen jaren is mijn beeld van de politiek wel veranderd. Het is weerbarstiger, Kamerleden hebben beperkte ruimte, zijn bezig met zeven dossiers tegelijkertijd.”
Joël: „Toen ik net in de Kamer kwam, was het Balkenende IV met drie partijen: CDA, PvdA en wij. Je kon toen ook sneller deals sluiten. Met de grote hoeveelheid partijen gaat het een stuk langzamer. Het debat in de Kamer is ook sterk gepolariseerd. Met de minimale spreektijd is er nauwelijks ruimte voor het goed uitwisselen van argumenten. Ik zat bijna vijftien jaar in de Kamer, nu blijft iemand gemiddeld vijf jaar.”
Waardoor komt dat denkt u?
Joël: „Er spelen hele andere zaken mee. Zoals: ben je zichtbaar genoeg? Zit je bij genoeg talkshows? Er wordt gestemd op de personen en minder op de inhoud. Het is ook harder geworden. Je wordt een publieke klaagmuur op social media. Ik ontving soms bedreigingen en kreeg een keer tomaten tegen de ramen thuis. Ik kan er gelukkig redelijk tegen, probeer Twitter niet al te vaak te lezen.”
Manuel: „Ik vind dat moeilijker. Mensen gaan helemaal los tegen hem, maar ook tegen ons als gezin. Ik vind het echt niet normaal, zou het liefst tegen ze in gaan. Nu ik zelf een gezin heb, maakt dat de overweging om wellicht ooit de Kamer in te gaan ook wel lastiger.”
Raadt u het Manuel af?
Joël: „Misschien als hij wat ouder is. Ik vind het knap als nieuwe Kamerleden het aangaan in combinatie met het zorgen voor jonge kinderen. Bovendien breng je dan meer levenservaring mee, die je juist ook kunt inzetten bij moeilijke dossiers. Als beleidsmedewerker ben ik ook op een gegeven moment gestopt te werken in het parlement omdat ik eerst meer van de praktijk wilde zien en leren. We zijn toen in Irak met vluchtelingen gaan werken en later in Brazilië met straatkinderen.”
Manuel, je werkt bij als politiek adviseur bij Tearfund. Wat doen jullie precies?
Manuel: „We richten ons op ontwikkelingssamenwerking in het buitenland waarbij we samenwerking met lokale kerken opzoeken. Mensen worden vaak kriebelig van het feit dat er religie mee gemoeid is. We kijken als Nederland met een seculiere blik naar de wereld, terwijl ruim 80 procent van de wereld religieus is. In andere landen hangen politieke beslissingen, en ook wat er in een gemeenschap gebeurt, veel meer samen met de kerk of moskee. Ik begrijp echt niet waarom we vanuit buitenlandse zaken niet meer kunnen samenwerken. Het heeft vaak te maken met persoonlijke aversie bij ambtenaren op leeftijd; die vinden het denk ik moeilijk om het los te koppelen van hun eigen ervaring. Ook willen politici zich liever niet inlaten met een lokale imam, vanwege associaties met terroristische aanslagen. Liever niets te maken met religie, is de Nederlandse tendens.”
Joël: „Ja, je hoort het ook soms over bij het Youth for Christ of het Leger des Heils, want dat zijn van oorsprong ook christelijke organisaties. Dan wordt er gewezen op scheiding van kerk en staat, terwijl ze gemotiveerd zijn om vanuit het christelijke geloof maatschappelijk werk willen doen.”
Had het christelijke aspect van de VU ook te maken met jullie keuze qua universiteit?
Manuel: „De VU lag voor mij voor de hand, omdat mijn vader er studeerde. Maar ook omdat de universiteit beter georganiseerd en overzichtelijker is dan de UvA. Ik kan chaotisch zijn, dus dat paste me beter. Uiteindelijk moest ik wel elke dag drie kwartier fietsen en passeerde ik onderweg ook nog eens de UvA. Het was wennen. Geen Amsterdammers in mijn klas, maar ‘uit de provincie’, zoals mijn vrienden en ik zeiden.”
Joël: „Ik koos echt voor de christelijke identiteit van de VU, al kreeg ik daar weinig van mee. Pas toen ik een tijd in Amerika studeerde, werd ik bekend met Abraham Kuyper. Ze waren daar laaiend enthousiast over hem en zijn werk. Op de VU had ik nog nooit van die man gehoord. Sterker nog, tijdens mijn eerste college filosofie op de VU was de eerste vraag: wie hier gelooft nog in een absolute waarheid? In alle naïviteit stak ik als enige mijn vinger op, waarop meneer Schaap zei: ‘Nou, dan ga je hier een achtbaan in.’"
„Iets specifieks christelijk heb ik helaas niet meegekregen op de VU. Dat vind ik jammer. Ik zou zeggen: wees trots op de gereformeerde grondslag van de universiteit. In Amerika zat ik op een orthodoxe christelijke universiteit. Daar heeft mijn geloof - dat ik met de paplepel mee kreeg doordat mijn vader dominee was - echt een verdieping gekregen.”
Is jouw geloof net zo rotsvast als dat van je vader?
Manuel: „Ik heb wel getwijfeld, vooral tijdens mijn puberteit, en nog steeds weleens als ik bijvoorbeeld kijk naar hoe hard christenen kunnen zijn voor vluchtelingen of wanneer ik me verdiep in kwesties rondom de lhbtiq+-gemeenschap. Maar die twijfel vind ik ook niet erg. Daardoor is mijn geloof niet vanzelfsprekend en wordt het niet dogmatisch. Ik kies er elke dag opnieuw voor om te geloven. Ik ben ook pas op mijn achttiende gedoopt. Het was en is dus een bewuste keuze.”
Over welke thema’s verschillen jullie qua mening?
Manuel: „Ik denk dat ik stelliger zit in het onderwerp klimaat. Helemaal nu ik een gezin heb, wil ik graag een mooie wereld achterlaten. Ik zou wel mee willen doen met die demonstraties. Dat zie ik jou nog niet zo snel doen.”
Joël: „Voor jou is dat heel belangrijk inderdaad. Voor mij ook, in het bewaren van Gods schepping. Maar daarnaast heeft de politiek nog zoveel meer te vertellen over de inrichting van Nederland, de wereld en hoe we met elkaar omgaan. Denk aan mensenrechten, kinderarbeid en de normen en waarden die je als overheid uitstraalt. Ik loop nu als wethouder van Alkmaar op tegen muren als het gaat om het inperken van drugsgebruik en het beperken van het aantal coffeeshops. Het idee dat dit beter bovengronds kan plaatsvinden en dat je anders de grip erop kwijtraakt lijkt zaligmakend. Terwijl er amper gekeken wordt naar de effecten van het gebruik van softdrugs op jongeren. Terwijl dat door het hoge THC-gehalte inmiddels lijkt op een harddrug en verslavend is.”
Manuel: „Dat vond ik soms wat betuttelend. Alles maar verbieden. Maar, nu ik ouder word en zelf kinderen heb, denk ik steeds vaker: pap, misschien heb je toch best een punt.”