Graag willen slapen, maar tot in de kleine uurtjes naar het plafond liggen turen. Hoe komt dat? En belangrijker: hoe kom je er vanaf? Hoogleraar neurofysiologie Eus van Someren over slapeloosheid.
Hoe vaak hangen er moedeloze mensen bij u aan de bel met de vraag hoe zij beter kunnen slapen?
„Maar al te vaak. Dat brengt mij als onderzoeker in een lastig parket, want ik ben geen behandelaar. Omdat het laf voelt om geen advies te geven, vertel ik dan toch wat je zelf kunt doen en waar je hulp kunt zoeken. Het geeft wel aan dat de ernst van langdurig slecht slapen wordt onderschat. Ik vind dat deze mensen professionele hulp zouden moeten krijgen."
„Het is belangrijk om te beseffen dat de meeste mensen weleens slecht slapen, maar zo nu en dan een paar rusteloze nachten doormaken is niet hetzelfde als chronische slapeloosheid. Doordat dit onderscheid in de praktijk meestal niet wordt gemaakt, wordt slapeloosheid vaak ook niet serieus genomen terwijl het een ernstig probleem is. In recente studies zien we dat slapeloosheid een belangrijke factor lijkt bij suïcidaliteit."
De afgelopen jaren deed u onderzoek naar het verband tussen depressie en slaap. Welke inzichten deed u op?
„Dankzij het team van genetica Danielle Posthuma hebben we genen in kaart kunnen brengen die het risico op slapeloosheid verhogen. Wat we zagen, is dat deze genen vooral gebruikt worden in hersencellen- en circuits die een rol spelen bij emotieregulatie. Vreemd, dacht ik in eerste instantie. Is slapeloosheid dan een emotiestoornis in plaats van een slaapstoornis?"
„Slaap helpt je dan niet om emoties te verwerken, je kunt er zelfs nog beroerder van wakker worden."
„Vervolgens keken we naar het verwerken van emoties en hoe dit samenhangt met slecht slapen. Als goede slapers ’s avonds van slag zijn, maar wel veel kwalitatief goede REM-slaap hebben, dan helpt slaap om de stress kwijt te raken. Bij mensen die wel REM-slaap hebben, maar daar steeds uitschieten, gebeurt het tegenovergestelde. Rusteloze REM-slaap noemen we dat. Slaap helpt je dan niet om emoties te verwerken, je kunt er zelfs nog beroerder van wakker worden."
Stress, slecht slapen en vervolgens daardoor weer meer stress. Wordt het dan niet een kip-en-eiprobleem?
„Je komt inderdaad in een rottige loop terecht. Je kunt vervolgens doorschieten naar een depressie of angststoornis. Bij slapeloosheid denk je misschien aan een probleem van de nacht, maar het is een 24-uurs stoornis, waarbij je de spanning overdag net zo kunt meten als overdag."
„Voor een deel van de slechte slapers lijkt er licht aan het einde van de tunnel. Je kunt de hoeveelheid rusteloze REM-slaap beperken door minder tijd in bed door te brengen. Dit is de belangrijkste component van Cognitieve Gedragstherapie voor Insomnie (CGT-I). Je slaap wordt dan minder onrustig. Dat helpt je uit de vicieuze cirkel te komen. Hierbij is hulp van een psycholoog wel wenselijk. Want zeker als je al zo slecht slaapt, is minder tijd in bed doorbrengen niet leuk - je voelt je nou niet bepaald direct fitter. Toch lijkt het de beste aanpak om ander psychisch leed te voorkomen. We hebben waanzinnig goede resultaten voor het indammen van depressie."
„Ik wil zelf niet roomser zijn dan de paus en zeggen: slaapmiddelen, daar heb je helemaal niks aan."
Waarom is slapeloosheid eigenlijk zo losgezongen van ziektes zoals depressie of angststoornissen?
„Slaap krijgt van oudsher nauwelijks aandacht in de diagnose en behandeling van psychische problemen. Gelukkig zien behandelaars inmiddels steeds meer het belang van slaap in. We zoeken nu hulp van psychotherapeuten en slechte slapers om te onderzoeken of beter slapen helpt bij herstel van angst-, posttraumatische stress-, of emotieregulatie-stoornissen. Zij kunnen rechtstreeks contact met mij opnemen of zelf vrijblijvend kijken of ze in aanmerking komen voor dit onderzoek, via www.slaapregister.nl/beter."
Hoe denkt u over slaapmiddelen?
„Ik wil zelf niet roomser zijn dan de paus en zeggen: slaapmiddelen, daar heb je helemaal niks aan. Dat vind ik niet eerlijk. Dan doen we net alsof we met cognitieve gedragstherapie iedereen kunnen helpen en dat is niet zo. Ook al geeft slaapmedicatie niet de natuurlijke slaap terug, het lijkt er wel op en het geeft sommigen verlichting."
„Er wordt sterk geageerd tegen slaapmiddelen. Ik grap weleens: nee, laten we vooral geen slaapmiddelen geven, want dan kunnen we straks antidepressiva uitdelen. Eigenlijk wil je niet dat mensen daar belanden en depressief worden. We moeten veel meer hersenonderzoek naar slapeloosheid doen, alleen dan kunnen we betere oplossingen dan de huidige slaapmiddelen verwachten."
„Bij mensen met slapeloosheid werd slaap in hun jeugd vaker gekoppeld aan straf: voor straf naar je slaapkamer, of zonder eten naar bed."
Slapeloosheid is deels genetisch bepaald. Wat maakt dat het tot uiting komt?
„Je ziet in het algemeen dat met het toenemen van de leeftijd de kans op slapeloosheid toeneemt. Als kind kon je misschien nog rechtop op de achterbank in de auto in slaap sukkelen, op latere leeftijd wordt het steeds ingewikkelder. Voor je het weet, heb je oordopjes en een slaapmasker nodig. Het hangt ook samen met iemands ervaringen in zijn of haar jeugd. Zo werd bij mensen met slapeloosheid slaap in hun jeugd vaker gekoppeld aan straf: voor straf naar je slaapkamer, of zonder eten naar bed. Daarnaast dragen factoren als fysieke agressie of seksueel misbruik eraan bij of je een slechte slaper bent. Het brein ontwikkelt zich in de kindertijd dan zo dat iemand goed kan opletten ’s nachts, een extra waakzaamheid heeft."
Wat voor slaper bent u zelf eigenlijk?
„Een lichte slaper. Mijn vroegste herinnering aan slapen is dat ik altijd al wakker werd van het minste of geringste geluid of licht. Als ik in mijn pubertijd ging kamperen met mijn vrienden en tot diep in de nacht mijn eerste biertjes dronk, was ik toch wakker zodra het licht werd. Mijn vrienden konden dan doorsnurken tot twaalf uur ‘s middags. In mijn latere leven heb ik ook periodes van slapeloosheid gekend. Ik had liever gewild dat ik een goede slaper was, maar het is ook best handig dat ik precies weet waar mensen het over hebben als ze zeggen dat ze ‘de hele nacht plafonddienst hebben gehad’.”