Gezondheidswetenschapper Hanneke Wijnhoven pleit voor standaardisering van sekse- en genderverschillen binnen wetenschappelijk onderzoek. „Het wordt pas politiek incorrect als je er een waardeoordeel aan hangt.”
Standaard onderzoek doen naar sekse- en genderverschillen. Het klinkt zo klaar als een klontje. Dat is dus niet het geval?
„Nee, dat zou je inderdaad denken. Helaas volgen we nog steeds de lijn die de geschiedenis heeft uitgewezen. Zo is er altijd veel meer onderzoek gedaan naar de effectiviteit van medicijnen bij mannen. Dat is nu dus een nadeel voor vrouwen. Vrouwen krijgen last van andere bijwerkingen, of ziektes worden bij hen over het hoofd gezien. Aan de gezondheid van vrouwen mogen we nu ook meer aandacht aan besteden."
„Vijftien jaar geleden deed ik ook al onderzoek naar de verschillen tussen mannen en vrouwen, maar toen resoneerde het niet. Er waren toen niet zoveel onderzoekers die daar onderzoek naar deden. Ik ging wel naar buitenlandse congressen waar ik like-minded onderzoekers ontmoette, maar binnen Nederland kende ik ze niet persoonlijk. Ik denk dat het toen nog te gevoelig lag en het werd al snel feministisch geduid."
Merk je dat het nu wellicht zelfs politiek incorrect is om juist te wijzen op verschillen?
„Dat is een ingewikkelde discussie. We vinden het allemaal wel heel normaal als we onderzoek doen naar verschillen in leeftijd of opleiding, maar bij sekse- en genderverschillen gaan sommige mensen stuiteren. Ik denk dat je heel goed verschillen tussen mannen- en vrouwen kunt beschrijven. Het wordt pas politiek incorrect als je er een waardeoordeel aan hangt."
Je doet zelf onderzoek naar man-vrouwverschillen in domeinen van veroudering. Wat heb je gevonden?
„We hebben gekeken naar drie gebieden: mentaal, fysiek en cognitief functioneren. Wat we zien is dat vrouwen van boven de 65 in het nadeel zijn wat betreft fysieke functie. Dat hebben we gemeten aan de hand van loopsnelheid. We zien dat vrouwen meer depressieve klachten rapporteren. Wat betreft cognitie doen vrouwen het dan weer beter dan mannen."
Is het voor vrouwen misschien ook makkelijker om depressieve klachten te uiten dan voor mannen?
„Dat kan een verklaring zijn. Je moet ook in het achterhoofd houden dat mentale klachten niet zo objectief te meten zijn zoals lichamelijke klachten. Maar wat we wel zien is dat vanaf de 75 jaar geen verschil meer is tussen mannen en vrouwen. Mannen lijken dan wat droeviger te worden. Dat zou wel degelijk wijzen op een verschil op jongere leeftijd."
Hoe verklaar je de tegenstelling dat vrouwen meer fysieke klachten hebben maar wel langer leven?
„Blijkbaar zijn de problemen waar vrouwen meer last van hebben niet direct hetgeen waar ze aan overlijden. Je ziet ook wel dat het sterfteverschil steeds kleiner wordt. Mannen halen dat in omdat zij steeds minder roken ten opzichte van voorheen. Als mannen dus minder snel sterven, dan zouden we ook iets voor vrouwen moeten doen om die fysieke problemen op te lossen."
Een ander onderzoek dat je doet gaat over de inname van eiwit. Kun je daar iets over vertellen?
„Dit onderzoek gaat over de vraag of mensen op oudere leeftijd meer eiwit moeten eten. In sommige landen, zoals Duitsland en Finland is dat advies er wel, maar in Nederland niet. Binnen dit onderzoek hebben we gekeken of hierin ook onderscheid gemaakt moet worden tussen mannen en vrouwen. We vonden een sterker verband tussen eiwitinname en afname van spiermassa bij oudere vrouwen versus de mannen. Mogelijk duidt dit erop dat met name vrouwen extra eiwit moeten eten op oudere leeftijd. Dit is echter te weinig bewijs voor aanpassing van de voedingsrichtlijnen. Meer onderzoek is nodig."