George: „Ik zie mezelf nog staan, met mijn rug- en slaapzak in de hal van het hoofdgebouw, bij de start van de introweek van mijn studie informatica in september 1986. Al snel zag ik een andere schuchtere student ook zoekend om zich heen kijken. We raakten in gesprek en waren allebei blij toen we hoorden dat we dezelfde studie gingen doen. Ik had in Steven een eerste vriend gevonden en daarbij sloten zich niet lang daarna twee anderen aan: Frederik Jan (FJ) en Lucas.
Onze studie aan de faculteit Wiskunde & Informatica heeft belangrijk bijgedragen aan onze ontwikkeling, als individu en als professional. Het was een plek waar we onderricht en geprikkeld werden in een vakgebied dat zich inmiddels in de samenleving en wereld verankerd heeft. De implicaties van die tijd van vóór het internet waren nauwelijks duidelijk toen we als studenten door de lange donkere gangen van het W&N-gebouw liepen, met knipperend TL-licht, langs vele identieke deuren met onduidelijke kamers erachter. We ploften neer achter terminals, Zenith 386 PC's en, later, heuse Sun workstations om gezamenlijk te werken aan opdrachten.
De sociale interactie was in die tijd offline, gaming was voor ons synoniem aan Nethack en Dungeons & Dragons. De colleges waren plenair, met onze 'helden' Evert Wattel en Andy Tanenbaum. Zij maakten destijds zo’n indruk op ons dat we een paar jaar geleden nog speciaal zijn afgereisd naar de VU om hun afscheidscolleges te volgen. Het samen stoeien achter de PC’s met Minix en later met Space Quest creëerde een band, als een soort van The Big Bang Theory avant la lettre.
De liefde vinden was voor informaticastudenten in die tijd een lastige opgave, met slechts twee of drie vrouwelijke en meer dan honderd mannelijke studenten. Vandaar dat er af en toe 'over de schutting' werd gekeken, naar studies als biologie en, in het kader van Human-Computer Interaction, ook naar bijvakken als Inleiding Psychologie, waar we als een kluitje tussen tientallen vrouwen zaten.
Die band leidde tot gezamenlijk sporten aan de ASVU, waar we schermen en jiujitsu leerden. Maar ook tot een bijzonder korte carrière bij R.S.V.U. 'Okeanos', waar we de bosbaan op en neer roeiden. Voor onze afstudeerscriptie werkten Steven, FJ en ikzelf meerdere semesters lang in een kamer voor één persoon, met drie workstations, een stapel blikjes tot aan het plafond en drie paar oksels. In die tijd zaten we dagelijks aan 'hapjes' als Taorollen en broodjes kroket uit de mensa.
Na die tijd vlogen we elk een andere kant op in onze ICT-carrières. Maar we bleven op onregelmatige basis bij elkaar komen, bij één van ons thuis of in de Beiaard (nu: Brabantse Aap) aan het Spui om een avond te Kraken (een variant op klaverjassen) en bordspellen te spelen. Zodra we met z’n vieren om tafel zitten, veranderen we weer in studenten, onbezorgd en naïef.
Het voelt voor mij als speciaal en waardevol dat een vriendschap zo lang kan duren, en dat er ondanks onregelmatig contact toch zo’n hechte band kan zijn, tijds- en plaatsoverschrijdend. Ik voorspel dat we nog heel lang af en toe zo samen zullen zitten, tot onze kromme handen de kaarten niet meer vast kunnen houden. Een vriendschap die begon aan de VU, met veel dierbare herinneringen, waardoor de band met onze alma mater altijd zal blijven."