Na een bewogen jeugd, gekenmerkt door misbruik, ging Fieke Opdam (34) als jongste non ooit in Nederland het klooster in. De Vrije Universiteit Amsterdam werd de poort naar een ander leven. „Als mijn verleden een kooi is, ben ik eruit geklommen en er bovenop gaan staan.”
Veel jongeren gaan op wereldreis of een jaar aan de slag als nanny. Jij ging op je 18e het klooster in en werd de jongste non van Nederland. Hoe kwam je tot die keuze?
„Als kind was ik al erg filosofisch. Ik ging het bos in om rustig te worden en na te denken. Als ik dan vragen stelde op de basisschool, over de dood of het leven, dan antwoordden de juffen en meesters dat ik niet zo betweterig moest zijn. Het was een klein dorpje in Brabant. Er heerste een mentaliteit van: doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg."
„De vragen waarmee ik rondliep, kon niemand beantwoorden. De zusters in het klooster – die ik leerde kennen door een snuffelstage - hadden wél antwoorden. Omdat zij – net als ik – over dat soort thema’s nadachten. Van hen leerde ik over God. Hoe meer ik leerde, hoe verliefder ik werd op God en het geloof. Ik hield ook van het ritme van samen bidden. En van het idee dat je met één gebed voor iedereen op de wereld kon zorgen. Fantastisch, vond ik het."
Speelde het in je keuze mee dat je het thuis niet makkelijk had?
„Dat denk ik wel. In het klooster vond ik veiligheid. Ik ben altijd behoorlijk gepest. Als kind hoorde ik altijd dat ik té was. Te dik, te druk, te luid. Ik probeerde mijn gedrag aan te passen. Wat als ik dan nu wat minder praat, of wat minder aanwezig ben? Maar wat ik ook deed, ik bleef té. Niemand had door dat er achter dat vrolijke, drukke meisje iets schuilging."
„Ik koppelde de verkrachtingen aan de overtuiging dat ik geen braaf kind was."
„Mijn eerste herinnering aan het misbruik was toen ik zes jaar oud was. De dader was iemand uit mijn naaste omgeving. Ik koppelde de verkrachtingen aan de overtuiging dat ik geen braaf kind was, dat ik hem uitdaagde en hij zich ergerde en niets anders kon. Het misbruik ging jarenlang door en niemand wist ervan. Tot op mijn dertiende mijn overbuurvrouw, Christien, zelfmoord pleegde. Haar dood was een enorme schok. Ik was close met haar, was daar als kind aan huis. Al was ik toen jong, tijdens haar begrafenis realiseerde ik me: als ik het misbruik geheimhoud, dan ga ik haar achterna. Zo kwam ik op mijn vijftiende in een ‘kamertrainingstraject’ (een zelfstandigheidstraining, red.) terecht."
Wat bracht het klooster je?
„Ik ben er heel gelukkig geweest. De basis in mijn jeugd was zo in de war. In het klooster had ik ineens dertig moeders die mij het ritme van het leven leerden. Als ik terug zou gaan in de tijd en ik was weer achttien, dan zou ik dezelfde keuze maken."
„Ik grap weleens dat ik ook prostituee had kunnen worden, of drugsverslaafd."
„Ik grap weleens dat ik ook prostituee had kunnen worden, of drugsverslaafd. Veel van de meisjes op het kamertrainingstraject gingen aan de gang met loverboys, of zochten hun heil in de drugs. Als je leven op zo’n heftige manier kantelt, ga je misschien wel onbewust op zoek naar een extreme levensvorm. Het had ook iets anders kunnen zijn, maar voor mij kwam het katholieke geloof het dichtst in de buurt."
Waarom koos je na enkele jaren klooster voor de studie pedagogische wetenschappen?
„Ik was daarvoor uitgezonden naar Chicago en ging daar aan de slag met getraumatiseerde kinderen. Ik had er talent voor, kon me goed in hen verplaatsen. Eenmaal terug in Nederland werd door de moeder-overste besloten dat ik daarom maar pedagogische wetenschappen moest studeren. Dus daar ging ik, in habijt, op naar de universiteit."
„Ik had een studievriendin die me overhaalde met de tram door de stad te rijden. Dan gingen we stiekem naar de Burger King op het Leidseplein."
Wat heeft de studie voor je betekend?
„Alles. Ik kon op de veiligheid van de campus proeven aan het echte leven. Je moet je voorstellen: ik had negen jaar standaard geleefd, geen luxe of extra’s. In de kantine ging ik elke dag iets nieuws uitproberen. Ik had een studievriendin die me overhaalde met de tram door de stad te rijden. Dan gingen we stiekem naar de Burger King op het Leidseplein. Ik ging steeds meer dingen doen die niet mochten. Zo heb ik – ter nagedachtenis aan Christien - een tatoeage laten zetten. Omdat we altijd zongen werd het een G-sleutel op mijn been, net boven mijn kous."
„Ach, dat arme meisje weet niet dat yoga van de duivel is, dacht ik dan."
Wat deed het met je geloofsovertuiging?
„Er ging vanbinnen ook een andere wereld open. Ik volgde een minor filosofie en dacht: wauw, er zijn meer mensen dan Marcus en Augustinus die over het leven nagedacht hebben. Arme filosofen, dacht ik, ze hebben de verkeerde antwoorden. Maar hoe meer ik las, hoe meer ik last kreeg van een gewetensstrijd. Het was als een pingpongballetje in mijn hoofd: kan het waar zijn? Nee toch niet. Maar hoe durf ik dit eigenlijk te denken? Is dit de duivel die mij in verleiding probeert te brengen? Dat dacht ik ook als ik hoorde dat een medestudent aan yoga deed. Ik wist dat het bestond, maar dat was iets slechts. Ach, dat arme meisje weet niet dat yoga van de duivel is, dacht ik dan."
„De kerk is heel hiërarchisch en als jij je leven niet conformeert naar bepaalde ideeën, dan vis je achter het net."
En toen trad je na negen jaar uit.
„Klopt. Dat was niet mijn keuze. Er werd voor mij bepaald dat ik geen roeping had. Dat ik me te veel bezig hield met de studie, mij van de andere zusters vervreemdde. Terwijl ik in die tijd veel last had van mijn trauma’s uit het verleden en de zusters juist nodig had. Op een dag kreeg ik een telefoontje van de overste met de mededeling dat mijn gelofte niet werd vernieuwd. Ik had twee dagen om mijn spullen te pakken. Ik stond op straat. Zonder inkomen en met een schuld. Dat heeft me veel verdriet gedaan. Ik werd zelfs met de nek aangekeken. De kerk is heel hiërarchisch en als jij je leven niet conformeert naar bepaalde ideeën, dan vis je achter het net. Ik stond er helemaal alleen voor."
Was het feit dat je op vrouwen valt onderwerp van gesprek?
„Ik heb het wel aan een zuster opgebiecht. Ze adviseerde dat ik vooral moest bidden. Dan kwam het wel goed. Het belangrijkste was dat het niet naar buiten mocht komen. Toen ik eenmaal uit het klooster was, waren de zusters ervan overtuigd dat ik mijn seksuele voorkeur niet zou praktiseren. Ik zelf ook. Maar eenmaal buiten dacht ik: jullie hebben makkelijk praten, jullie hebben elkaar. Toen ik eenmaal ging praktiseren was het einde verhaal. Ik heb inmiddels met niemand van hen contact meer."
„Ik wil verkrachting bespreekbaar maken. Mensen denken bij het onderwerp al snel: pff ja, dat is toch wel heel heftig hoor."
Je maakt de podcast ‘Verkrachte vrouwen’. Wat hoop je daarmee te bereiken?
„Ik wil verkrachting bespreekbaar maken. Mensen denken bij het onderwerp al snel: pff ja, dat is toch wel heel heftig hoor. Dat is het ook. Maar verkrachting blijft een taboe zolang we er niet vrijuit over spreken. Het is geen ‘slachtofferdisco’ met eenzijdige, zielige verhalen. Ik zie niet de oplossing in het vertellen van hoe zwaar het is. Ik denk dat we met elkaar in gesprek moeten gaan. Dat kan alleen door meerdere perspectieven met elkaar te verbinden. Zo ga ik in gesprek met een zedendelinquent, iemand die zedendelinquenten begeleidt en iemand die #Metoo geen goed idee vond. Mijn eigen verhaal kan ik kwijt in het boek dat ik momenteel schrijf: ‘Non actief’."
„Het is grappig als je erover nadenkt. Als kind moest ik knokken om iemand te vinden om naar mijn verhaal te luisteren. Nu word ik er gewoon voor betaald. Ik ga binnenkort zelfs het theater in met mijn voorstelling. Vroeger nam ik me altijd voor: ik wil geen slachtoffer worden. Dat is gelukt. Ik kan anderen nu zelfs inspireren met mijn verhaal. Als mijn verleden een kooi is, ben ik eruit geklommen en er bovenop gaan staan. Ik gebruik de kooi als podium."
„En dat te heftige kindje? Inmiddels denk ik: te heftig? Laat mij lekker heftig zijn. Ik heb sinds kort zangles van Karin Bloemen. Zij is de enige vrouw bij wie ik mij nooit té voel. Weet je, misschien is de wereld gewoon nog te klein voor mij."