Alumnus Eric Smit (55) is mede-oprichter van onderzoeksplatform Follow the Money, waar hij onderzoek doet naar mensen en bedrijven die zich misdragen. „Van mensen die met voorbedachten rade een misdrijf plegen, ga ik grommen.”
U studeerde in de jaren tachtig economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Wat voor student was u?
„Ik was door mijn professionele squashcarrière geen doorsnee student. Ik koos de universiteit vooral vanwege de ligging ervan. Op een paar honderd meter afstand lagen twee grote squashclubs en om de hoek het Amsterdamse Bos – alles wat mijn topsporthart begeerde. Voor en na college trainde ik. Al deed ik er genoeg studentikoze dingen naast, hoor. Ik vond de opleiding zelfs zó leuk dat ik er tien jaar de tijd voor heb genomen."
Had u met de studie een specifiek doel voor ogen?
„Ik wist eigenlijk niet zo goed wat ik wilde doen. Het was een pragmatische keuze. Pas tijdens de opleiding ontdekte ik de literatuur en ontwikkelde ik gaandeweg een romantisch verlangen om schrijver te worden. Het slotstuk van mijn studie was een paper voor economische geschiedenis. De hoogleraar bij wie ik het stuk inleverde, noemde mij een waardeloze schrijver. Ik dacht dat ik door mijn ervaring in de topsport wel gewapend was tegen kritiek, maar ik heb er door die opmerking drie dagen afgelegen. Ik dacht: wat moet ik nu in godsnaam?"
„Een driedelig pak werd het symbool van de dwangbuis die mijn baan werd."
Een baan bij een internetbedrijf bleek uw volgende halte, waar u slechts kort bleef. Niets voor u?
„De overgang van het solitaire bestaan als individueel topsporter en het losbandige leven dat ik ernaast leidde naar het korset van het zakenleven viel me zwaar. Een driedelig pak werd het symbool van de dwangbuis die mijn baan werd. Ik móest ineens dingen, vond het bovendien ingewikkeld om bezig te zijn met een bedrijfsmodel waar niet mijn ziel en zaligheid in zat."
En toen kwam u alsnog als schrijver terecht op de redactie van zakenblad Quote, waar u later adjunct-hoofdredacteur werd. Een droom die uitkwam?
„Ik kende het blad niet. Ik solliciteerde en werd tot mijn verbazing door Jort (Kelder, red.) uitgenodigd voor een gesprek. Hij vond het wel grappig dat ik uit een ondernemersgezin kwam en topsporter was geweest. Pas jaren later hoorde ik dat ik er gewoon uitgeflikkerd zou worden als ik niet kon schrijven."
„Mijn eerste stukken schreef ik huilend achter de computer."
„Mijn eerste stukken schreef ik huilend achter de computer. Bij grote artikelen liep ik vast, was ik onzeker. Verhalen vertellen kon ik wel, aan de rand van de bar anekdotes vertellen over mijn squash-avonturen in het buitenland, maar schrijven was iets anders. Ik heb mezelf er doorheen gesleept."
In de aanloop naar dit interview sprak ik met gemeenschappelijke bekenden uit het vak. U werd door hen onder meer een pitbull genoemd. Bijt u weleens te hard?
„Vooral in het begin bij Quote heb ik mensen meedogenloos neergezet. Ik kwam uit de sport, wilde winnen en daar zit iets agressiefs in. Die strijdvaardigheid ging gepaard met een ontwikkelend engagement. Die stukken waren niet onterecht, maar als ik sommige teruglees, denk ik: jeetje, wat hard."
Waardoor worden uw slagtanden zichtbaar?
„Hoe groter het maatschappelijk belang van onrecht is, hoe bozer ik word. Kijk, sommige plegers zijn langzamerhand die wereld ingerold. Neem bankiers die in de jaren negentig solliciteerden bij de ABN Amro en ingewikkelde en ranzige producten als derivaten ontwikkelden. Als je niet te veel op je eigen werk reflecteert kun je in een glijdende schaal terechtkomen. Nog steeds stom, maar kan gebeuren, denk ik ergens. Maar van mensen die met voorbedachten rade een misdrijf plegen, ga ik pas echt grommen."
„Het is vragen om problemen wanneer studenten die later bankier of accountant worden zich niet buigen over ethiek."
„Ik denk in die context vaak terug aan mijn opleiding en verwonder me nog steeds over het beperkte discours op de universiteit destijds. We leerden hoe zaken werkten, maar niet het waarom daarachter. Ethische of filosofische kwesties kwamen nauwelijks aan bod. Het is vragen om problemen wanneer studenten die later bankier of accountant worden zich niet buigen over dat aspect. Economie is bij uitstek een morele wetenschap. Alles wat ik doe heeft met moraliteit te maken. Als journalist ben je tevens dominee."
Ik kan me voorstellen dat aan sommige dossiers veel werk kleeft terwijl er vervolgens weinig of niets verandert. Frustreert dat u?
„Soms wel, al worden sommige dossiers later alsnog relevant. Neem Rusland. Vorig jaar publiceerden we al een groot stuk over het advocatenkantoor Houthoff, dat ook wel het ‘Kremlin aan de Zuidas’ wordt genoemd. Met de oorlog in Oekraïne wordt dat onderzoek ineens toch actueel. De partners in dat kantoor hebben er echt voor gekozen om die hoek van de clientèle te bedienen. In beginsel kun je daar grote vraagtekens bij zetten. Je weet immers dat dat regime al twintig jaar aan elkaar hangt van diefstal en corruptie en in toenemende mate een dictatuur is. Dat weten die mensen in de kantoren dondersgoed."
„De slechtheid van de mens blijft mij verbazen."
Inmiddels richtte u alweer twaalf jaar geleden FTM op. Staat u nog weleens ergens van te kijken?
„De slechtheid van de mens blijft mij verbazen. Dat maakt dat ik nog steeds nieuwsgierig ben en dat is een van de belangrijkste voorwaarden in de journalistiek. Het gaat mij met name om de zoektocht. Hoe heeft iemand het nu weer gedaan? Het is telkens weer een spel of ik het uit kan vinden. Ik heb mijn hele leven spelletjes gespeeld. Dit is een intellectueel spel."
Een van de pijlers uit uw carrière is de biografie die u schreef over zakenvrouw Nina Brink, inmiddels Nina Storms. Wat trok u zo aan in haar?
„Het was voor het eerst dat ik een vrouw op het spoor kwam die er een twijfelachtige moraal op nahield. Ze liet bovendien de stoutste jongens van de stad de hielen zien. Dat fascineerde mij mateloos. Ze was agressiever dan alle kerels in het zakenleven die ik weleens achtervolgd had. Ik had dan ook binnen de kortste keren een advocaat aan mijn broek. Dat zag ik toen alleen maar als aanmoediging. Daar ben ik inmiddels wel van teruggekomen."
„Ik moet erkennen dat je kapot geprocedeerd kunt worden in Nederland."
„Jarenlang heb ik vervolgens met haar in de clinch gelegen. Twee jaar voor het verschijnen van het boek zat ik al tot mijn oren in de rechtszaken. Mijn carrière, mijn vermogen, een beslaglegging – alles stond op het spel. Spijt heb ik er niet van. Ik heb het er wel moeilijk mee gehad. Het was zulke negatieve energie. Ik kan het niemand aanbevelen."
„Een overwinning voor de journalistiek is het niet gebleken. Ik moet erkennen dat je kapot geprocedeerd kunt worden in Nederland. Het heeft mij geleerd dat je als journalist erg kwetsbaar bent. In feite word je monddood gemaakt. Het is belangrijk om juridisch weerbaar te zijn. Bij FTM hebben we daarom een goede buffer opgebouwd. Onze onderzoeksjournalisten moeten weten dat we ze te vuur en te zwaard zullen verdedigen."