Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat VU-alumnus Lambertus Zijp (101) ondergedoken en volgde hij zijn studie rechtsgeleerdheid vanaf zijn onderduikadres.
In zijn bovenwoning in Amsterdam-Zuid blikt hij terug op de afgelopen eeuw en op de Vrije Universiteit Amsterdam die als een rode draad door zijn leven loopt. “Soms denken mensen dat ik een grapje maak wanneer ik mijn leeftijd noem.”
U volgde uw studie vanaf een onderduikadres. Hoe is dat zo gekomen?
„Aan de Keizersgracht begon ik met colleges lopen en ik heb mijn kandidaatsexamen (propedeuse, red.) in 1942 gedaan. In 1943 gaven de Duitsers de verordening dat je als student een loyaliteitsverklaring moest tekenen. Als je dat deed, mocht je verder studeren en zo niet, dan was het klaar. Ik weigerde mijn loyaliteit te betuigen. Net als de universiteiten zelf, die daarom moesten sluiten. De studenten die niet ondertekend hadden, werden gezien als vijanden. En dus moesten wij onderduiken. Niet ten onrechte. De SS’ers zijn tot twee keer toe ‘s nachts bij mijn ouders geweest om mij op te halen."
Hoe zagen uw dagen er in die tijd uit?
„Ik heb de jaren op mijn onderduikadres in Soest vooral op een zolderkamertje doorgebracht. Ik zat daar hele dagen met mijn neus in de studieboeken die mijn vader eens in de zoveel tijd langs bracht. Om ‘s avonds de tijd te doden las ik romans, of de boeken van Van Lennep. Heb je daar weleens wat van gelezen? Nee? Nou, als je ooit niet weet wat je met je tijd aan moet, dan raad ik die van harte aan."
„Het klinkt best idyllisch als ik het zo vertel. Soms was dat ook zo. Als de perziken uit de tuin bijvoorbeeld rijp waren en ik er zoveel kon eten dat ik er misselijk van werd. Maar tegelijkertijd zat ik wel opgesloten in het huis. ‘s Nachts werd ik soms wakker van de vliegtuigen die van Engeland naar Duitsland vlogen en later weer terug. Dan zag ik uit het raam een vliegtuig uit elkaar geschoten worden. Ik kon ook niet corresponderen met mijn studiegenoten of met mijn aanstaande vrouw. Als jongeman van 23 voelde ik me soms best eenzaam."
„Als ik zover was om een tentamen te doen, schreef ik een brief aan de desbetreffende professor dat ik klaar was voor een mondeling tentamen."
„Ik keek uit naar de mondelinge tentamens. Als ik zover was om een tentamen te doen, schreef ik een brief aan de desbetreffende professor dat ik klaar was voor een mondeling tentamen. Ik weet nog goed dat professor Oranje met de trein naar het station in Baarn reisde en vervolgens een koets naar het huis nam. Na een half uur praten over de lesstof vertrok hij weer."
„Na de oorlog, op 12 juni 1945, moest ik mij melden op de faculteit voor het afleggen van mijn doctoraalexamen. Eenmaal daar zeiden de professoren dat ze het zo bijzonder vonden dat ik alle tentamens had gedaan, dat ze het niet nodig vonden om me nog een keer te examineren. ‘U krijgt het doctoraal cadeau’, zeiden ze. Ik was stomverbaasd."
Het einde van de oorlog betekende niet dat u zich niet langer met het onderwerp oorlog bezighield, toch?
„Dat klopt. Toen ik net was afgestudeerd, belde een kennis van mijn vader hem op en zei: 'Jouw zoon is toch jurist? Ik heb een baan voor hem.' De baan bleek bij het Militair Gezag, de tijdelijke regering van Nederland. Ik kwam terecht bij de Zuiveringscommissie die moest vaststellen wie met de vijand geheuld had. Als secretaris moest ik de verhoren van NSB’ers en NSB-sympathisanten opschrijven. Soms moest ik ook naar Amsterdam-Oost, waar ze in een aantal loodsen opgesloten zaten en sliepen op stro. Het was best zwaar. Ik begon om ‘s ochtends 9 uur en was pas klaar om 12 uur ‘s nachts. Er werkten daar meer alumni van de VU."
Hoe verliep uw loopbaan vervolgens?
„Op een gegeven moment kreeg ik een brief van een verzekeringsmaatschappij, een voorganger van Delta Lloyd, met de vraag of ik bij hen aan de slag wilde. Het leek me wel wat en bovendien was het salaris hoger. Van mijn eerste salaris kon ik ook eindelijk de studieboeken kopen die ik tijdens mijn periode van onderduiken niet had kunnen kopen."
Lambertus en zijn vrouw
„Tijdens mijn werk had ik regelmatig te maken met de lijfrenteclausule, een belastingvoordeel bij levensverzekeringen. Ik dacht: ik vraag eens aan een van mijn voormalige professoren, professor Hellema, of ik op dat onderwerp kan promoveren. Hij wist het niet, maar zei dat ik maar moest beginnen met schrijven en dat we het wel zouden zien. Ik ben aan het schrijven gegaan en heb in twee jaar, alles in mijn vrije tijd, dat proefschrift geschreven. Ik schreef het met de hand en mijn vrouw typte het over op de typemachine. Na twee jaar meldde ik mij weer en kon ik erop promoveren."
Uw promoveren was niet het het laatste lijntje met de VU. U heeft een echte VU-familie heb ik vernomen.
„Dat klopt. Mijn oudste zoon studeerde geologie, mijn tweede zoon geschiedenis en mijn dochter geneeskunde. En ook een aantal van mijn kleinkinderen hebben hun studie aan de VU gevolgd. Het is precies waar mijn vader blij mee geweest zou zijn."
„Het groene busje van de VU heeft nog jaren bij mijn ouders op de schoorsteenmantel gestaan."
„Mijn vader was eiergrosser (groothandelaar, red.) hier in Amsterdam. Hij had alleen de basisschool gevolgd, maar toch was hij gevraagd om diaken van de kerk te worden. Daar maakte hij kennissen onder advocaten en artsen, mensen die destijds wat hoger op de sociale ladder stonden. Mijn vader zei altijd: ‘Als je kennis kunt vermeerderen, sta je beter in het leven’. Hij was degene die erop stond dat ik naar het gymnasium ging en later aan de universiteit ging studeren. Iets waar hij als middenstander in die tijd alleen maar van kon dromen. Het groene busje van de VU heeft nog jaren bij mijn ouders op de schoorsteenmantel gestaan."
In 2011 kreeg u een Koninklijke Onderscheiding voor het vele welzijnswerk dat u gedaan heeft. Vanuit welk oogpunt deed u dat?
„Ik werd gevraagd, en als zo’n stichting het fijn vindt om een jurist in het bestuur te hebben dan zeg je geen ‘nee’ tegen een goed doel. Zo rolde ik van het een in het ander. En je ziet weer andere mensen, spreekt andere types. Ik heb onlangs mijn laatste functie - secretaris voor een buurtcentrum - neergelegd. Ik ben nu ambteloos burger. Nu heb ik weer meer tijd voor mijn andere hobby: schilderen."
„Zeg, moet dit allemaal gepubliceerd worden? Nee, toch?”