Foto: v.l.n.r.: Ivo Jeukens | Heleen Schretlen | Maartje Strijbis

1 studie, 3 banen: kunstgeschiedenis

Rachelle Wagner19 April 2020

Inmiddels zijn er meer dan 100.000 VU-alumni. Waar kwamen ze na hun studie terecht? In deze rubriek portretteren we drie alumni die dezelfde opleiding deden. Deze keer alumni: kunstgeschiedenis.

Maartje de Roy van Zuydewijn / kunstegeschiedenis

Foto: Ivo Jeukens

Maartje de Roy van Zuydewijn (29) is afgestudeerd in 2016. Sinds juli 2019 runt ze haar eigen art consultancy bedrijf, MDRVZ Art Consultancy.

Hoe ben je in de kunstwereld terechtgekomen en wat doe je precies?
“De overweldigende schoonheid van de kunst en cultuur in Rome heeft mij uiteindelijk over de streep getrokken om kunstgeschiedenis te gaan studeren; om bezig te zijn met kunst en zelf verbanden te kunnen leggen. Mijn focus ligt nu op collectiemanagement van particuliere en bedrijfscollecties. Via QKunst werk ik bijvoorbeeld veel voor lokale Rabobanken. Ik ben verantwoordelijk voor de coördinatie, inventariseer de kunstwerken, geef advies en voer herinrichtingen uit.

Voor particulieren is de insteek heel anders, daar gaat het om een persoonlijk collectie. Ik vind het belangrijk om mijn opdrachtgever persoonlijk te leren kennen en vanuit zijn of haar ideeën en interesses iets aan te dragen. Wederzijds vertrouwen is daarvoor heel belangrijk. Ik stel mezelf ook open naar mijn opdrachtgever, zodat het van twee kanten komt.”

Je bent onlangs je eigen bedrijf begonnen. Waarom heb je die stap gezet?
 “Voorheen werkte ik als kunstadviseur voor particulieren en bedrijven bij SBK Kunstuitleen & Galerie en tijdens mijn studie liep ik stage bij de Kunstcommissie van het Ministerie van Financiën. De ervaring met bedrijfscollecties van binnen en buiten de organisatie maakte dat ik daar graag meer mee wilde doen. Via via kwam ik in contact met QKunst. Ik had het geluk om mijn grootste opdrachtgever binnen te halen nog voordat ik mijn bedrijf begon. De flexibiliteit van meerdere projecten naast elkaar en je eigen tijd in kunnen delen, vind ik fijn.”

Wat is je grootste les in je carrière tot nu toe?

“Ik heb mijn masterscriptie geschreven over de tekenkunst van Suze Robertson, een tijdgenoot van Van Gogh en Breitner. Iedereen die een scriptie schrijft, of heeft geschreven, zal dit herkennen, maar ik vond het toen best pittig. Na afronding van mijn onderzoek was ik op zoek naar afwisseling en nieuwe uitdagingen en heb ik dit onderwerp links laten liggen, deels door onzekerheid of ik als verse academicus in de praktijk mee kon draaien. Onlangs gaf ik een lezing in het Van GoghHuis in Zundert over Suze Robertson. Het was heerlijk om weer met dit onderwerp bezig te zijn en bijzonder om te merken hoeveel positieve reacties erop kwamen. Nu ik een paar jaar ervaring heb, heb ik veel meer vertrouwen in mijn kunnen.”

Heleen Schrelten / kunstgeschiedenis
Helen Schretlen (70) studeerde eind jaren ‘70 aan de VU en is inmiddels met pensioen. Ze werkte onder andere lange tijd bij het prentenkabinet in het Rijksmuseum.

Waarom heeft u destijds voor kunstgeschiedenis gekozen?
“Als 15-jarig meisje wilde ik eigenlijk al meer over kunst weten. Ik zag veel dingen, maar snapte er niets van. Mijn vader stuurde me als jong meisje een halfjaar naar Rome en toen ik terugkwam ging ik bij professor Rookmaaker (red. de eerste hoogleraar kunstgeschiedenis aan de VU) in dienst – om dia’s voor zijn colleges voor te bereiden, de examens, dat soort dingen. Ik liep ook colleges mee. En na drie jaar kreeg ik een getuigschrift. Toen ben ik op mijn fietsje zigzaggend door de Spiegelstraat gegaan en bleef ik hangen bij Kunsthandel J. de Nijs. Na een jaar heb ik gesolliciteerd bij het Rijksmuseum; ik was bereid om alles te leren en werd aangenomen bij het prentenkabinet. Dat was een gouden moment. Na een aantal jaar dacht ik: ik wil graag kinderen, maar óók graag kunstgeschiedenis studeren. En omdat ik dus al had meegelopen, kon ik in instromen in het tweede jaar. In 1985 had ik mijn papiertje.”

In uw tijd was het nog ongewoon voor een vrouw om te studeren, waarom bent u dat tóch gaan doen?
“Dat zat in mijn karakter. Ik voelde me als vrouw best benadeeld. Ik durfde niet te zeggen dat ik naar het gymnasium wilde, maar ik leende wel Latijnse boeken van vriendinnen die daar zaten. Mijn broers gaven me de kracht om te laten zien wat ik wél kon. Ik zeg ook vaak: blijf nieuwsgierig en wees niet bang voor enge dingen. Zet door. Toen ik eenmaal ging werken en ging trouwen, was de sfeer ineens ‘hoe lang blijf je hier nog?’. En ik wilde niet aan een man vastgeplakt zijn.”

Wat gaat u doen nu u met pensioen bent?
“Ik wil juist nu wat minder druk zijn. Het leven is eindig. Ik wil niet alleen maar in de werkmodus; ik wil meer aandacht geven aan dingen waar ik niet aan toekwam in mijn werkende leven. Bijvoorbeeld aan het boek waar ik nu mee bezig ben, en daarnaast ben ik voorzitter van ‘Stichting de Commissie van 1882’ voor de inwendige restauratie van het Muiderslot. Ze hebben een archief op zolder staan, dat zijn we nu aan het ordenen en we willen er een publicatie van maken. Dat is het leuke van met pensioen zijn; dat je die dingen kunt aanpakken waar je zin in hebt.”

Marjolein Stege

Foto: Maartje Strijbis

Marjolein Stege (52) heeft haar bachelorstudie cum laude afgerond in 2009. Ze werkt nu als Senior Collectieregistrator bij het Van Gogh Museum.

Wat doet een senior collectieregistrator de hele dag?
“We zijn tot in detail bezig met het bedenken hoe je de informatie over een collectie het beste kunt registeren in een collectieregistratiesysteem. Vindbaarheid en bruikbaarheid van de informatie staan voorop: wat je er in stopt, moet je er ook weer uit kunnen halen. Voordat je iets gaat vastleggen, moet je daar heel goed over nadenken. Kwaliteit is daarbij heel belangrijk. Bij het Van Gogh hebben we een relatief kleine collectie, maar wel eentje die tot in detail onderzocht en vastgelegd wordt. Sinds kort leggen we ook gebruikssporen vast. Een voorbeeld: Van Gogh verzamelde prenten van andere kunstenaars en hing die op in zijn atelier. Welke prenten dat waren, valt onder meer af te lezen aan de prikgaatjes van de ‘punaises’ waarmee hij de prenten ophing aan de muur. Die informatie wil je vastleggen in je systeem. Maar hoe ga je dat doen? Die prikgaatjes hebben wij op een uniforme manier vastgelegd in ons systeem en nu kun je hier heel makkelijk een zoekactie op uitvoeren. Dan kan je ook een reconstructie maken, op zaal bijvoorbeeld. Zo was er vorig jaar een kleine expositie in het prentenkabinet, waarin deze prenten hingen mét nagemaakte ‘historische’ punaises.”

Hoe is het om in het Van Gogh Museum te werken?
“Het is een heel bijzondere omgeving. Ik ben me erg bewust van de betekenis en de waarde van Van Gogh en van zijn tijdgenoten. Ik ben maar af en toe in het depot, maar het is heel speciaal om daar te zijn. Je staat met je neus bovenop een tekening of brief; je ziet elk detail. Als ik op het restauratieatelier ben en je een schilderij ziet zonder de lijst en de belichting, is het heel verrassend hoe dat er ineens uitziet. Het werk ziet er dan heel teer en kwetsbaar uit. Zonder publiek, zonder de esthetische ervaring die je op zaal beleeft - waar het werk deel uitmaakt van een totaalconcept van licht, compositie en opbouw - blijft er van over wat het in wezen is: verfstreken op een doek. Dichterbij kun je niet komen. Dat zijn de bijzondere momenten. Maar ook doodeng; ik blijf altijd op veilige afstand.”

Wat betekent kunst & cultuur voor jou?
“Een museum staat voor mij midden in de maatschappij. Zodra je een tentoonstellingszaal, binnentreedt, zijn er altijd een paar objecten die je emotioneel raken en echt bijblijven. Dat moment, dat je geraakt wordt door kunst, blijft je bij en gaat ook nooit meer weg. Tentoonstellingen zijn echt historische gebeurtenissen. Op dat moment, op die plek zijn deze kunstwerken bij elkaar gebracht van over de hele wereld. Een moment in de tijd, waarbij je - als je daarvoor openstaat - geraakt kunt worden, ontroerd, vervoerd en verward. Ik vergelijk het altijd met een voorstelling. Het opent, het is. Maar het gaat ook weer voorbij.”