Foto: Martijn Gijsbertsen

‘IK WILDE ME BEMOEIEN MET DE WERELD’

Roos van Rijswijk3 February 2016

Bij het grote publiek is theoloog Jacobine Geel bekend van televisie. Twaalf jaar presenteerde ze voor de NCRV het programma Schepper & Co. Als we elkaar spreken, moeten de opnames voor haar nieuwe praatprogramma Jacobine op zondag (NCRV) nog plaatsvinden. Ze heeft precies een uur; daarna staat de jury van het Beste Spirituele Boek voor haar deur. Geel is voorzitter, een van de vele extra klusjes naast haar ‘hoofdbaan’: bestuursvoorzitter van GGZ Nederland. We zitten in een café verderop in haar straat. ‘Dit is mijn tweede huiskamer,’ lacht ze.

Bestaat er zoiets als een gemiddelde werkdag? “De enige dag die zich iedere week langs vergelijkbare lijnen ontrolt, is de maandag. Die begint in Amersfoort voor overleg op het bureau van GGZ Nederland. Vervolgens ga ik naar Hilversum voor een redactievergadering. Verder is geen dag hetzelfde. Ik rijd vanuit Amsterdam het hele land door voor werkbezoeken en GGZ-overleggen, zo’n 35.000 kilometer per jaar. Lezen, praten, lobbyen – ik moet weten wat er in de praktijk gebeurt, zodat ik dit kan terugkoppelen aan politiek, gemeenten en zorgverzekeraars.”

Wat doet u precies voor GGZ Nederland? “Ik investeer namens de leden – instellingen voor geestelijke gezondheids -en verslavingszorg – in relaties op bestuurlijk niveau en communiceer met maatschappelijke partners en politiek. Het is tweerichtingsverkeer: wat verwacht de samenleving van de GGZ, en hoe leggen wij helder uit wat we doen? Moet er bijgestuurd worden? De samenleving merkt steeds meer van ons werk, omdat het gebruikelijker wordt dat cliënten zelfstandig of begeleid wonen. Heel goed, maar het vraagt veel van behandelaars, cliënten en de maatschappij. Die partijen bij elkaar betrokken houden is een belangrijk deel van mijn werk.”

‘Patiënten willen worden behandeld, maar mensen willen worden gezien’

U studeerde theologie aan de VU – resoneert dit in deze functie? “Gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg bestaat vooral uit geneeskunde. Psychiatrie. Dat is een beroep waar je als pastor ver van blijft. Je bent als geestelijk verzorger geen arts of therapeut. Waarin het wel op elkaar aansluit, is dat er steeds meer gemeend wordt dat de meest succesvolle behandeling aansluit bij de héle persoon, zijn of haar levensverhaal, en niet alleen het stukje dat ziek is. Daar was ik, mede dankzij mijn achtergrond, al van overtuigd. Patiënten willen worden behandeld, maar mensen willen worden gezien.”

Wat waren uw ambities, als student? “Ergens wilde ik precies doen wat ik nu doe. Me bemoeien met de wereld. Ik ben godsdienst gaan zien als een motor, zeker dankzij mijn jeugd in Indonesië. Maar het is ook een belemmering. Die twee kanten ervan vind ik interessant. Het ging me altijd om ‘godsdienst en de wereld’ en minder om ‘godsdienst en de kerk’.
“Na mijn studie werd ik gevraagd als pastor in de Dominicuskerk in Amsterdam. Daar heb ik van genoten en ik leerde er veel, maar functioneren in zo’n setting was te gesloten voor mij.”

Van pastor naar tv-icoon… “Ik werkte al voor de IKON in mijn jaar bij de Dominicuskerk. Radio maken. Dat ging ik fulltime doen toen ik als pastor stopte. Kort daarna won ik de eerste verkiezing van de Preek van het Jaar, georganiseerd door Trouw. Ineens stond ik op de kaart. Een jaar lang heb ik overal ja op gezegd – van het openen van CDA-congressen tot spreken voor een club winterschilders – en ten slotte vroeg toenmalig IKON-directeur Leo Schenk of ik televisie wilde maken.”

‘Ik heb de mogelijkheid gekregen, en soms gecreëerd, om ergens ja op te zeggen’

U wordt voor veel gevraagd. Wat is daar volgens u de verklaring voor? “Ik ben een bemoeial. Ik ben nieuwsgierig en denk vlug, analyseer en handel. Ik heb veel energie. Misschien straal ik ook een soort gretigheid uit: ik wil graag. Dan val je gewoon op. Het is niet zo dat het me allemaal overkomen is, maar dankbaar ben ik wel. Ik heb de mogelijkheid gekregen, en soms gecreëerd, om ergens ja op te zeggen.

Hebt u nog wel vrije tijd? “De tv-seizoenen worden steeds korter. Dus vanaf eind april heb ik meer ruimte. Tijd voor projecten. Ik lees weleens gewoon een boek hoor. Maar ik ben ook stiekem aan het nadenken over een boek dat ik zelf zou willen schrijven. Nu schrijf ik vooral kortere teksten, en af en toe een preek.”

U verwijst veel naar literatuur en poëzie. Wat betekenen ze voor u? “Ik ben blij dat ik van een godsdienst ben waarin het zinnetje ‘in den beginne was het woord’ een grote rol speelt. Taal is meer dan een vehikel dat knarsend en piepend een boodschap tussen mensen probeert over te brengen. Taal creëert. Maar ook de vernietigende kracht van taal is enorm. Met een frase als ‘daar zijn geen woorden voor’ kan ik slecht uit de voeten. Dat zullen we weleens zien, denk ik dan.”

U zoekt die woorden. “Ja, in al mijn werkzaamheden. Ik verwoord zaken, of het nu in een overleg voor de GGZ is of in een interview op televisie. Een mooi voorbeeld van de kracht van woorden vind ik het gedicht Alles is nieuw, van Esther Jansma. Het gaat over de kracht van verbeelding en nieuwsgierigheid. Over zo goed kijken naar alles, dat er dingen tevoorschijn komen. Dat is ook waar ik het over had met betrekking tot de geestelijke gezondheidszorg – je moet naar de hele mens kijken. Als mensen echt gezien worden, geeft dat ze kracht. Zelfs om die vaak ingewikkelde weg van herstel in te gaan.”