Foto: David Meulenbeld

'Ik verwacht de terugkeer van Christus binnen nu en 14 jaar'

Marjolein de Jong14 December 2021

De Surinaams-Nederlandse predikant Orlando Bottenbley (70) studeerde theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en maakte in dertig jaar van een kleine baptistenkerk in Drachten een megakerk. 

In de kerk De Verbinding in Amsterdam, waar hij sinds enkele jaren voorganger is, spreken we hem over zijn roeping, hoe de moord op zijn broer hem dwong tot vergeving en waarom hij het coronavirus als een teken van de eindtijd ziet.

Was het altijd al uw droom om predikant te worden?

„Nee, verre van. Eigenlijk zou ik met een achtergrond in de topsport docent gymnastiek worden. Een gerenommeerde en goedbetaalde baan in die tijd. Ik ben opgegroeid in een achterstandswijk in Paramaribo. Veel drugsgebruik, prostitutie en politie-invallen. Onze familie was niet crimineel, maar genoodzaakt om daar te wonen vanwege financiële redenen. Mijn vader had een hersenbloeding gehad en was de hele dag thuis. Mijn moeder, broers en zussen zorgden voor hem. Het laatste geld was geïnvesteerd in mij en mijn opleiding."

„Op een woensdagmorgen in 1973 liep alles anders. Zoals elke ochtend stond ik om half zes op en las ik knielend de Bijbel. Die ochtend las ik Jesaja 6, over de roeping van de profeet Jesaja. Ik las: ‘wie zal ik zenden? Zie hier ben ik, zend mij’. Op dat moment hoorde ik een stem die zei: ‘Jij bent die man’. Ik schrok en dacht: wat gebeurt hier nu? Beeld ik mij die stem in? Snel sloot ik de Bijbel en verdwaasd liep ik mijn kamer uit."

„Ik ben drie maanden niet naar de kerk geweest, ik bad niet meer, wilde niets meer met God te maken hebben."

„Een paar dagen later, op zondag, zat ik in onze lokale kerk. De voorganger begon de dienst en zei: ‘Ik wil vandaag met jullie uit Jesaja 6 lezen’. Ik zat verstijfd in de kerkbank. Het was alsof iemand tijdens de preek voortdurend tegen mij individueel sprak. Na de dienst kwam er een zuster naar me toe en zei: ‘Orlando, het klinkt misschien gek, maar tijdens de preek heeft God de hele tijd tegen mij gezegd dat jij die man bent’."

„Een Amerikaanse zendeling bracht mij na de dienst naar huis. Toen we voor mijn huis tot stilstand kwamen, vroeg hij of ik wel zeker wist dat ik het onderwijs in wilde. Of ik niet beter mijn leven aan God kon wijden. Ik barstte in huilen uit, vertelde hem wat er die week allemaal gebeurd was. Na die week belandde ik in een crisis. Ik ben drie maanden niet naar de kerk geweest, ik bad niet meer, wilde niets meer met God te maken hebben. Ik wist: als ik ‘ja’ zeg, dan moet ik Suriname verlaten om theologie te studeren. Dat wilde ik niet. Wat zouden mijn ouders daarvan denken? En van het geld dat ze in mij geïnvesteerd hadden?"

„Uiteindelijk voelde ik dat ik niet anders kon, dat er geen weg terug van. Ik ben toen gecapituleerd. Ik zei tegen God: ‘Ik wil gehoorzamen, maar alle consequenties zijn voor U’. Die Amerikaanse zendeling heeft toen geld ingezameld om mijn reis en studie mogelijk te maken en zo ben ik eerst via Brussel uiteindelijk in Amsterdam beland."

Aan de VU studeerde u vervolgens twee jaar Grieks en Latijn en daarna theologie. Welke herinneringen heeft u aan uw studententijd?

„Voor mij was de keuze theologie heel bewust, ik wilde Gods werk doen. Tijdens de opleiding kreeg ik te maken met studenten die geen idee hadden wat ze wilden. De flat waarin ik toen samen met mijn vrouw woonde, zat vol met andere VU-studenten. Iedere vrijdag- en zaterdagavond hielden we in de gemeenschappelijke ruimte discussies over het geloof. Wat betekent het geloof? Waarom geloof je of waarom niet? Het waren soms uitdagende gesprekken. Ik heb daar geleerd dat ik voor mijn geloof voldoende fundament wilde hebben, zodat het tegen een stootje zou kunnen."

Onder uw leiding groeide de baptistenkerk in Drachten van 60 naar 4500 leden. Hoe is deze groei ontstaan?

„De kracht was de combinatie van een blijmoedige beleving met muziek en zang en een degelijke boodschap. De inhoud is goed doordacht, maar het raakt je, je herkent jezelf en je krijgt handvatten om toe te passen. Mensen uit de reformatorische kerken vinden het moeilijk om over hun geloof te spreken. Het wordt gezien als een privézaak. De evangelischen willen er juist over praten. Ik ken beide kanten. Ik sta achter de cultuur en het denken van het reformatorische, maar ik heb altijd binnen het evangelische gefunctioneerd. Voor mij is er een mix ontstaan." 

Orlando


U ziet het coronavirus als een teken van de eindtijd. Kunt u daarover vertellen?

„Twee jaar geleden, bij aanvang van de crisis, ben ik op zoek gegaan naar antwoorden. Ik heb Mattheüs 24 woord voor woord geanalyseerd en geplaatst in de tijd waarin we nu leven. Christus zegt daarin dat je kunt letten op verschillende tekenen die ons laten zien hoe ver we de eindtijd naderen. Eén van de dingen die hij noemt is besmettelijke ziektes. Hij vergelijkt de eindtijd met weeën. Het is het eind van de zwangerschap en er staat iets prachtigs te gebeuren; een kind zal geboren worden, maar de weeën zullen steeds heftiger worden. Ik verwacht de terugkomst van Christus binnen veertien jaar."

„Het betekent niet dat ik alles over me heen laat komen en medische ingrepen weiger."

Houdt dat ook in dat u tegen vaccineren bent? 

„Nee. Het betekent niet dat ik alles over me heen laat komen en medische ingrepen weiger. Dat zie ik niet als een oorzaak en gevolg. Ik ben vóór vaccineren en moedig mensen daarin juist aan. Ik verzet me tegelijkertijd ook tegen allerlei complottheorieën, die ook vooral drijven op angst."

U neemt de gehele Bijbel letterlijk en daarmee dus ook het scheppingsverhaal. Hoe kijkt u aan tegen het idee dat dat gedeelte op gespannen voet staat met de wetenschap? 

„Ik geloof niet in een vorm van cherry picking. Het is alles of niets. Want wat zijn de consequenties voor hoe je verder met de Bijbel omgaat? En wat voor consequenties heeft het voor je geloof? Dan kun je aan alles je eigen invulling geven. Wat ik zag bij mensen die wel onderscheid maken is dat sommigen daarvan later hun geloof zijn kwijtgeraakt."

„De meeste mensen zie ik echter afhaken wanneer ze teleurstellingen meemaken. Dan zijn ze geneigd om de schuld daarvan op het bord van God te plaatsen. De teleurstelling is zo groot, dat ze afscheid van Hem nemen."

„De eerste dagen na zijn geboorte heb ik God dat zo verschrikkelijk verweten, ik was zó boos op hem."

Heeft u zelf een geloofscrisis gekend?

„Ik heb zelfs meerdere keren op het randje gebalanceerd van het verliezen van mijn geloof. Onze eerste zoon is blind en doof geboren, heeft hartafwijkingen en is spastisch. De eerste dagen na zijn geboorte heb ik God dat zo verschrikkelijk verweten, ik was zó boos op hem. Ik ben direct gestopt met werken, wilde niemand zien. Tot op een dag - ik zat gedeprimeerd thuis - die stem weer, die vanuit het niets tegen me zei: ‘Je zult het niet begrijpen, maar het is uit liefde dat ik je zo’n kind toevertrouw’. Vanaf die dag heb ik mijn zoon omarmd en heb ik een heel speciale band met hem."

„Jaren later werd mijn geloof weer op de proef gesteld. We zaten thuis te eten toen de telefoon ging. Het was een van mijn broers in Suriname die vertelde dat onze andere broer was vermoord. Mijn wereld stortte weer in. Op een ordinaire manier had iemand hem proberen te beroven en heeft hem toen doodgeschoten. Enkele dagen daarna zat ik in het vliegtuig naar Suriname. Ik was woedend, bedacht een plan hoe ik die jongen om het leven zou brengen. Het was alsof ik de deur voor God had dichtgetrokken. Via bronnen kwam ik erachter waar hij in de cel zat en loog tegen de gevangenisdirecteur dat ik hem moest spreken voor de familie. "

„Jezus heeft mij hierdoor geleerd wat vergeving betekent."

„Toen ik zijn cel binnenliep, werd ik des duivels. Ik begon te schreeuwen en moest door de bewakers vastgehouden worden. Waarom had hij mijn broer vermoord? En toen begon de jongen te vertellen. Over zijn vermoorde vader, zijn moeder die daarna thuis prostitueerde. Hoe hij vervolgens in bendes terechtkwam en mensen beroofde om te overleven." 

„Het was alsof er een knop werd omgezet. Ik voelde de haat en boosheid wegvloeien, voelde medelijden met hem. Voordat ik uit Suriname vertrok, ben ik nog een keer bij hem langsgegaan en heb ik hem een Bijbel gegeven. Hij zit nog steeds gevangen en komt nooit meer vrij. Twee keer in het jaar ga ik naar Suriname en ik bezoek hem altijd in de gevangenis. Jezus heeft mij hierdoor geleerd wat vergeving betekent."